De Stilte Van De Hel(153)
‘Ja.’
‘Goed. De tijd gaat... nu in.’
Hij hangt op.
‘Wat is er verdomme allemaal aan de hand?’ vraagt Alan.
Ik geef geen antwoord. Ik kijk Alan aan. De blik in zijn ogen is gespannen, bezorgd, tot alles bereid. Alan is altijd tot alles bereid. Vooral wanneer het op zijn vrienden aankomt. Ik voel mijn eigen ademhaling. In en uit, in en uit.
Een enorme, afstandelijke kalmte is op me neergedaald. Ik sta op een strand, alleen, met een schelp tegen mijn oor gedrukt. Ik hoor het zachte geraas van de zee. Is dit shock? vraag ik mezelf af.
Volgens mij niet. Helemaal niet. Dit is Hillstead die krijgt waar het hem al die tijd om te doen is geweest.
Ik word net als hij. Ben bereid zielloos te moorden, zonder enige spijt, zonder stil te staan bij mogelijke morele dilemma’s. Zie het plegen van een moord nu al bijna als het uittrekken van een stuk onkruid.
Ik leg mijn handen op Alans schouders, kijk hem recht aan. ‘Luister goed naar me, Alan. Ik moet je iets vertellen en je moet erop voorbereid zijn. Je mag niet instorten. Ik zorg dat alles goed komt.’
Hij zegt niets. Zijn ogen spreken boekdelen, de ontluikende schrik, het besef dat tot hem begint door te dringen.
‘Hij heeft Elaina en Bonnie,’ zeg ik.
Mijn handen liggen nog steeds op zijn schouders en ik voel zijn spieren samentrekken, voel dat er één hevige rilling door zijn lichaam trekt. Zijn ogen laten de mijne niet los. ‘Hij heeft hen en hij wil mij hebben, en we gaan nu naar de plek waar hij hen vasthoudt. Zodra we er zijn zorgen we er hoe dan ook voor dat hij sterft en zij niets mankeren.’ Ik knijp in zijn schouders, druk mijn vingers diep in zijn vlees. ‘Heb je me gehoord? Ik zorg dat alles goed komt.’
Hij staart me een hele tijd aan. James zwijgt, wacht af.
‘Hij wil zelfmoord plegen en jou meenemen,’ zegt Alan.
Ik knik. ‘Dat weet ik. Ik zal gewoon sneller moeten zijn.’
Hij heft zijn handen op, pakt de mijne vast. Houdt ze even vast. God, wat heeft hij grote, harde handen. Toch is zijn aanraking zacht. ‘Zorg dat je sneller bent, Smoky.’ Zijn stem is schor.
Hij laat mijn handen los en loopt weg. Trekt zijn pistool, controleert het magazijn en loopt naar de auto.
‘We gaan,’ zegt hij.
Buigen, maar niet breken.
Gaan we hem wél breken? vraagt de draak. Gaan we zijn botten wél verbrijzelen?
Een retorische vraag; ik geef geen antwoord.
Tijdens de rit bel ik Tommy.
‘Schaduw je me nog steeds?’ vraag ik.
‘Jazeker.’
‘De situatie is veranderd.’ Ik stel hem op de hoogte.
‘Wat wil je dat ik nu doe?’
‘Ik wil dat je naar zijn huis rijdt en daar blijft wachten. Als je hem in zijn eentje naar buiten ziet komen, betekent dit dat hij is ontsnapt.’
‘En dan?’
‘Als dat gebeurt, wil ik dat je hem neerschiet.’
Een lange stilte. Dan volgt het gebruikelijke antwoord: ‘Komt voor elkaar.’
‘Bedankt, Tommy.’
‘Hé, Smoky. Zorg dat je niet wordt geraakt.’ Hij zwijgt even. ‘Ik wil nog steeds graag weten of dit ergens toe leidt.’ Dan verbreekt hij de verbinding.
We rijden de oprit op. Alles ziet er normaal uit. Netjes en rustig, een keurige buitenwijk. Wanneer ik de motor afzet, gaat mijn mobieltje.
‘Barrett.’
‘Je bent vroeg, Smoky. Ik ben trots op je! Ik zal je nu vertellen hoe we dit gaan doen. Je gaat door de voordeur naar binnen. Je vrienden blijven buiten. Als er iets anders gebeurt, dood ik Elaina en de kleine Bonnie. Is dat duidelijk?’
‘Heel duidelijk.’
‘Goed, kom dan maar snel naar binnen!’
De verbinding wordt verbroken. Ik trek mijn pistool, controleer het eenmaal en grijp het dan stevig beet. Mijn donkere, gladde, zwarte, stalen doodsvogel. Het is haast alsof hij zingt.
‘Ik ga naar binnen, jullie blijven hier. Dat zijn de regels.’
‘Ik wil die flauwekul niet horen,’ zegt Alan. Door de wanhoop klinkt zijn stem scherp.
Ik kijk hem aan. Recht in zijn ogen. ‘Ik zorg ervoor dat alles goed komt, Alan.’ Ik laat hem de draak zien, horen. Ik hou mijn pistool omhoog. ‘Ik zal niet missen.’
Hij staart naar het pistool. Likt over zijn lippen. De uitdrukking op zijn gezicht is zowel grimmig als hulpeloos, een nutteloze strijd, een angstige razernij. Hij slikt moeizaam iets weg en knikt. Ik werp een blik op James. Hij knikt eveneens.
Wat valt er verder nog te zeggen? Ik draai me om en loop met de hand met het pistool erin langs mijn zijde over het pad naar dokter Hillsteads voordeur. Ik steek mijn hand uit naar de deurknop en draai deze om. Mijn hart bonst in mijn borst, mijn bloed kolkt door mijn aderen. Ik ben zowel bang als opgetogen. Ik ga zijn huis binnen en doe de deur achter me dicht.