Reading Online Novel

De Stilte Van De Hel(14)



James is ook briljant. Zo briljant dat het in geen statistiek te vangen is, als een gloeiende, witte nova. Hij had op zijn vijftiende zijn middelbareschooldiploma op zak, behaalde prachtige cijfers voor zijn toelatingsexamens en alle belangrijke universiteiten in dit land dongen naar zijn gunsten. Hij koos de universiteit met de beste afdeling Criminologie en schoot als een komeet in vier jaar op zijn bul af. Toen meldde hij zich aan bij de fbi , wat al die tijd al zijn doel was geweest.

Toen hij twaalf was, verloor James zijn oudere zus door toedoen van een seriemoordenaar met een voorkeur voor soldeerbouten en gillende jonge vrouwen. Op de dag dat ze haar begroeven besloot hij dat hij hier zou komen werken.

James is een gesloten, gezichtsloos boek. Hij lijkt voor slechts één ding te leven: wat wij hier doen. Hij maakt nooit een grapje, lacht nooit, doet nooit iets wat niet puur noodzakelijk is voor de klus van dat moment. Hij praat niet over zijn privéleven of wat dan ook dat ons ook maar iets kan vertellen over zijn voorliefdes, sympathieën en antipathieën, smaak. Ik weet niet van wat voor soort muziek hij houdt, naar welke films hij graag kijkt, of hij dat überhaupt wel doet.

Het zou te simpel en te gemakkelijk zijn om hem puur als een efficiënt, door logica gedreven wezen te beschouwen. Nee, James heeft een vijandige kant die via scherpe uitvallen van zich laat horen. Zijn afkeuring kan bijtend zijn en zijn onnadenkendheid is legendarisch. Ik zal niet zeggen dat hij geniet van de onbehaaglijkheid van anderen; in plaats daarvan zou ik eerder zeggen dat het hem totaal niets kan schelen. Ik vermoed dat James eeuwig kwaad zal blijven op een wereld waarin individuen zoals de man die zijn zus heeft vermoord kunnen bestaan. Desondanks ben ik zelf al heel lang geleden opgehouden hem te vergeven voor wie hij is. Daarvoor is hij een te grote eikel.

Hij is echter briljant, een briljantheid die iedereen in zijn nabijheid voortdurend verblindt, als een ellenlange flits van een fototoestel. Bovendien delen hij en ik een eigenschap die ons onlosmakelijk met elkaar verbindt, een gave die een navelstreng tussen ons vormt, die me een gemene tweelingbroer geeft. Hij kan zich verplaatsen in het brein van een moordenaar. Hij weet alle hoekjes en donkere gaatjes te vinden, doorgrondt de schaduwen, begrijpt de slechtheid. Ik kan dat ook. Het is niet ongebruikelijk dat we op een bepaald moment heel intiem samen aan een zaak werken. Gedurende die tijd zijn we een goed geoliede twee-eenheid, glad, vloeiend, onhoudbaar. De rest van de tijd voelt de omgang met hem ongeveer net zo prettig als wanneer iemand me met schuurpapier bewerkt.

‘Ook leuk om jou weer te zien,’ antwoord ik.

‘Hé, hufter,’ zegt Alan liefjes, met een lage, dreigende ondertoon.

James vouwt zijn handen voor zich op tafel en werpt Alan een kille, indringende blik toe. Dit is een trekje van James dat ik ondanks alles in hem bewonder: hoewel hij slechts 1 meter 68 is en hooguit zestig kilo weegt, laat hij zich door vrijwel niemand intimideren. Blijkbaar is hij nergens bang voor. ‘Het was maar een vraag,’ zegt hij nu.

‘Wat zou je ervan zeggen als jij voorlopig die grote bek van je eens houdt?’

Ik leg een hand op Alans schouder. ‘Het geeft niet.’

Ze staren elkaar even nijdig aan. Alan is degene die met een diepe zucht zijn blik als eerste afwendt. James werpt me nog één lange, taxerende blik toe en richt zijn aandacht dan weer op het dossier dat hij aan het lezen was.

Alan kijkt me hoofdschuddend aan. ‘Sorry.’

Ik glimlach. Hoe kan ik hem uitleggen dat zelfs dit, Damiens gedrag, op dit moment op een of andere manier precies goed is? Iets wat nog steeds is ‘zoals het vroeger was’. James haalt nog steeds het bloed onder mijn nagels vandaan en dat is een prettige gewaarwording.

Ik besluit van onderwerp te veranderen. ‘Waar zijn jullie momenteel mee bezig?’

Ik loop het kantoor in en bekijk de bureaus en het kurken prikbord. Tijdens mijn afwezigheid heeft Callie de leiding en zij is degene die antwoordt.

‘Het is hier erg rustig, honey-love.’ Callie noemt iedereen honey-love. Het gerucht gaat dat ze een geschreven reprimande in haar personeelsdossier heeft zitten, omdat ze zelfs de directeur met honey-love heeft aangesproken. Het is puur, iets wat ze zichzelf heeft aangeleerd ter eigen vermaak. Callie heeft niet één zuidelijk gen in haar hele lijf. Sommige mensen ergeren zich er groen en geel aan; voor mij hoort het gewoon bij Callie. ‘Geen seriemoordenaars, twee ontvoeringen. We werken nu aan een paar oudere zaken, cold cases.’ Ze glimlacht. ‘Alle slechteriken zijn blijkbaar tegelijk met jou op vakantie gegaan.’

‘Hoe zijn die ontvoeringen afgelopen?’ Gekidnapte kinderen vormen een deel van ons dagelijks brood en alle mannelijke en vrouwelijke wetsdienaren met een greintje fatsoen in hun lijf zien er als een berg tegen op. Bij dergelijke zaken draait het zelden om geld. Ze draaien meestal om seks en pijn en dood.