De Hoeders Van Het Verbond(55)
'Wat zeiden de kenners?'
'Toen de lachstuipen wegebden, argumenteerden ze zakelijk en goed tegen mijn theorieën. Ze zeiden dat ik de hiërogliefen al te letterlijk had genomen. Ze meenden dat met "de woeste landen in het noorden" het Byzantijnse Rijk werd bedoeld, dat een herbloei doormaakte en in een eeuwige strijd met Egypte was verwikkeld. Ze beweerden dat "barbaar" sloeg op niet-Egyptenaar. Ze stelden dat de meeste Europeanen in vergelijking met de Egyptenaren "bleek en licht van huid" waren en dat "schouderlang haar en een baard" in die tijd in de mode was in grote delen van Europa Zelfs de beschrijvingen en tekeningen van de langschepen van de Vikingen wuifden ze weg. Professoren van Caïro tot Londen kwamen met bewijsstukken hoe de Egyptenaren kennelijk gestileerde schepen hadden getekend geïnspireerd op de Fenicische handels- en oorlogsschepen. Zelfs voor mijn meest voor de hand liggende verklaringen hadden ze alternatieve oplossingen. Niemand geloofde mijn theorieën.'
'Hoe ben je hier terechtgekomen?'
'Ik ben eerst aan de drank gegaan. Gelukkig zag de SIS kans me op te sporen en hing me hier te drogen. Ze financierden mijn onderzoek aan het instituut.' Hij hief zijn glas.
'De SIS?' riep ik uit. Noch professor Llyleworth noch Diane had me gezegd dat Stuart op hun loonlijst stond. Zo typerend. Ze vertellen nooit meer dan het beetje dat je dient te weten.
'Ken je Diane?'
Ik zeg dat ik Diane ken.
'Leuk meisje. Ze heeft de afgelopen jaren voor me gezorgd.'
'I see...'
'Jij denkt misschien dat ik heb liggen luieren en drinken?'
'Nee, nee.'
'Doe maar geen poging, ik zie het aan je. Maar ik heb inderdaad ook onderzoek gedaan. Veel van wat de SIS weet van deze kwesties, hebben ze van mij.'
'Zoals?'
'Ik heb bekende en vergeten documenten en brieven opgespoord. Al dertig jaar ben ik bezig met onderzoek naar dergelijke zaken.'
'Dergelijke zaken?'
'We weten al meer dan tien jaar van het bestaan van de documenten die we nu de Snorri-codex en de Thingvellir-rollen noemen. We wisten alleen niet waar ze gebleven waren. Niet voor jouw vriend, sira Magnus, de codex op het spoor kwam.'
'Ik dacht dat ze geen van beiden bekend waren bij historici.'
'De meeste historici kennen ze niet, nee. We zijn discreet te werk gegaan. Bij het project waren archeologen, historici, linguïsten en egyptologen betrokken. We hebben documenten bestudeerd die de laatste tien jaar door het Vaticaan zijn vrijgegeven. We hebben toegang gekregen tot teksten die in Egyptische musea en archieven lagen. We hebben in zowel IJsland als Noorwegen in archieven met Oudnoordse teksten gezocht. Maar we hebben nooit gezegd waarnaar we op zoek waren.'
'Kan ik bekijken wat jullie gevonden hebben?'
'Uieraard. Morgen, want nu, mijn beste Bjørn, ben ik bezopen.'
In het etui van de dwarsfluit zit de runenstaaf van Urnes. De vier haren die ik in de spleet heb gelegd toen ik het etui dichtdeed, zitten nog op hun plaats. Morgen zal ik de staaf aan de technische afdeling geven.
Ik blijf op mijn kamer televisiekijken. Ik probeer de gedachte te verdringen dat ze hier vast ook zijn. De achtervolgers. Hassan en zijn mannen. De onzichtbaren. Ze observeren me via een microscopische camera waar ik niets van weet. Ze willen mijn ademhaling horen als ik ga slapen.
4
In de kelder onder de bibliotheek van het Schimmer Instituut bevindt zich het archief. Het is er niet donker en stoffig, maar juist blinkend schoon en goed verlicht. In lange rijen van metalen kasten op wieltjes worden documenten bewaard die de tijden van de voormalige bibliotheek in Alexandrië doen herleven.
Het archief van het Schimmer Instituut heeft kleitabletten met spijkerschrift, handschriften van papyrus, perkamentrollen en manuscripten geschreven op vergeeld, geschept papier. Hier kun je originele bijbelfragmenten vinden, verordeningen ondertekend door keizers als Tiberius, Vespasianus, Hadrianus en Caesar, je kunt papyrusteksten tegenkomen die misschien door Cleopatra zijn gelezen en strategische rapporten van de Romeinse provincie Judea over een beginnend joods oproer geleid door een onruststoker genaamd Jezus. Er liggen hier manuscripten geschreven door de Romeinse historicus Flavius Josephus en het origineel van de eerste brief van Paulus aan de Corinthiërs.
Om me heen krioelt het van de wetenschappers die de volwassen versie lijken van de leerlingen die altijd het dichtst bij de leraar zaten of die op de stoelen langs de muur bij het schoolbal zaten. Kleine mannetjes met dun haar en ronde brillen. Lange, magere vrouwen met hun haar in een paardenstaart en met gedachten die zich ergens ver weg in de meest subtiele gedachtegangen van de metafysica bevinden. Verderop in een hoek zit een oude man te dutten die heel zijn leven heeft gewijd aan het bewijzen dat een vergeten joodse sekte nauwe banden onderhield met een gnostische groepering waarvan iedereen aannam dat die al honderd jaar eerder volledig was uitgeroeid. Talentvolle jonge vrouwen met sjaaltje en pennenkoker en een beurs van het meest vooraanstaande instituut in hun thuisland zijn op jacht naar de laatste nieuwtjes over de vervolging van de Katharen. Hier werken christelijke theologen zij aan zij met orthodoxe joden en islamitische schriftgeleerden. En wetenschappers zoals Stuart Dunhill en ik.