Reading Online Novel

De Hoeders Van Het Verbond(116)



Zo zitten we meer dan twee uur te converseren. Ik zit aan de rand van het gesprek. De anderen eten Caribische gerechten als pelau, kip in kerrie en chili, gekruide channa en zoute vis met aubergine. Zelf krijg ik rauwe, gebakken, gekookte, gegrilde en gemarineerde groenten waarvan ik nog nooit heb gehoord of geproefd. We drinken exclusieve wijnen uit de wijnkelder van het paleis. Ik kijk de hele tijd stiekem naar Beatriz. Ik weet niet of haar dat opvalt. Maar ik geloof het wel. Ze is erg mooi. Als ze mijn gedachten kan lezen, dan verbergt ze dat goed. Misschien speelt ze een spelletje met me. Gelukkig heb ik een afdeling in mijn hersenen waar ik mijn fantasieën in quarantaine kan zetten zonder aandacht te trekken.



2

Na het eten drinken de heren cognac en roken een sigaar terwijl de dames in de zaal ernaast aan hun port nippen. Daarna komen we bij elkaar in wat ze 'de voorkamer' noemen en waar grote glazen deuren naar het terras leiden. Tegen tien uur trekken Esteban en Sophia zich terug. Zelfs Graciela bloeit op als haar ouders zijn vertrokken. Maar na nog zo'n twintig minuten vertrekken ook Javier en zij.

In de stilte die ze achterlaten, blijven Beatriz en ik staan en kijken door de glazen deuren naar buiten. Ik word vervuld met een prikkelende zekerheid dat ik nu alleen met haar ben en dat ik puur theoretisch de paar pasjes in haar richting kan maken, haar stevig naar me toe kan trekken, haar goed vast te houden en haar lichaam tegen het mijne te voelen.

'Zullen we even een frisse neus halen?' vraagt ze.

Ze werpt een blik op me die ik niet kan duiden. Ik neem aan dat ze mijn gedachten weer kan lezen. Ik voel me betrapt en gegeneerd. Met een lachje pakt ze me bij mijn arm en leidt me naar het terras. Ik heb zin om haar te kussen, maar zoiets merkwaardigs zou ik natuurlijk nooit doen. We gaan in diepe, zachte tuinstoelen zitten. Tussen de bomen fonkelt Santo Domingo als een verre galaxis. Het lawaai van de stad is slechts een vaag gezoem. Het park is verzadigd van de liefdeskreten van vogels, kikkers, krekels en kleine beestjes.

'Kun je je voorstellen dat ik een hippie ben geweest?' zegt Beatriz.

Ik probeer een wenkbrauw op te trekken, maar er gaat iets mis met de coördinatie van mijn spieren, waardoor het eruitziet alsof ik een vliegje in mijn oog heb.

'Ik heb vanaf 1966 drie jaar in San Francisco gewoond. Haight-Ashbury. Summer of love. LSD. Flowerpower.'

Haar stem bevat een vleugje zon en warmte, afkomstig van een plek in haar binnenste waar niemand mag komen.

'Misschien was het mijn manier om te protesteren tegen ... ' en ze gebaart met haar armen, 'dit alles?'

'Het arme, rijke meisje?' zeg ik, iets zuurder dan ik wil.

Ze lacht zo verbitterd en koud dat ik het idee krijg haar ongelooflijk beledigd te hebben. Maar dan is ze opeens weer warm en lief.

'Ik ben als een prinses opgegroeid in een koninklijke familie zonder rijk en zonder volk. Mijn vader was een alcoholist, mijn moeder ging vreemd en mijn grote broer Esteban ... tja.'

Ze kijkt naar de hemel. Beiden volgen we de knipperende lichten van een vliegtuig.

'Weet je, Bjørn, dat mijn familie nooit heeft deelgenomen aan deze samenleving of deze cultuur? Het Miércolespaleis had ook in Hyde Park in Londen kunnen staan of in Central Park in Manhattan of in Bombay of Tokio, en dan hadden we net zo afgezonderd en ver van de wereld geleefd als hier.'

Zelf ben ik opgegroeid in een bouwval aan een stille zijweg op Grefsen. Maar ik begrijp wat ze bedoelt.

'Velen misgunnen ons onze rijkdom.'

'Dat wil ik wel geloven.'

'Maar het is geen eenvoudig leven.'

'Rijken mensen zeggen zulke dingen.'

'Ik hoop dat ik niet blasé overkom. Maar dat ben ik ongetwijfeld wel. Rijkdom doet iets met je. En niets moois.'

Ze gaat met haar vingers door haar haren. In het schemerdonker heeft haar huid een gouden gloed. Ik kan me niet voorstellen dat ze twintig jaar ouder is dan ik. Ze is net een teer en tijdloos elfje.

'Die hippietijd en alles wat daarmee samenhing waren, paradoxaal genoeg, mijn redding. Zonder mijn rebellie was ik kapotgegaan. Ik moest een ander worden om weer mezelf te worden. Begrijp je?'

'Ik geloof het wel.'

'Mijn familie had geen idee. Ze dachten dat ik stil en teruggetrokken op het internaat woonde, 'Hoe zijn ze erachter gekomen?'

'Ik werd opgenomen. Een overdosis. De artsen dachten dat ik het niet zou overleven. De rector liet mijn ouders naar San Francisco komen. En wat denk je dat er gebeurde? De drinkebroer en de demi-mondaine onterfden me. Het toppunt van hypocrisie! Ik had me niet waardig gedragen. Esteban erfde alles. Uitgerekend hij!'

Met haar blik strak op mij gericht haalt ze adem om nog meer te zeggen, maar ze breekt haar woorden af en kijkt weg. Als ze verdergaat, vertelt ze iets heel anders dan wat ze eerst van plan was. Ik vraag me af waarom ze aarzelde. Misschien kent ze me niet goed genoeg. Of zijn de woorden te moeilijk om uit te spreken.