Dagboek van een submissive(68)
‘Je maakt het alleen maar erger voor jezelf. Wil je kijken waar dit toe leidt, of niet, Sophie? Carpe diem, weet je nog?’
Hij glimlachte. Ik denk zelfs dat hij het grappig bedoelde, maar ik voelde me gekwetst. En ik wist dat ik een belangrijke beslissing moest nemen. Het probleem was dat ik al wist dat ik hem wéér zijn zin zou geven en dat vond ik erg irritant. Waarom was het zo moeilijk om onderdanig te zijn aan iemand die ik echt leuk vond, die ik aantrekkelijk vond en met wie ik een relatie wilde? Hij keek me afwachtend aan. Ik zuchtte.
‘Prima. Oké, wat wil je dat ik doe?’
Ik kreeg vlinders in mijn buik bij het zien van zijn glimlach. Hij zag er zo gelukkig uit dat het mij ook gelukkig maakte. Tot hij sprak. We liepen door de kamer naar een kleedje voor zijn open haard. ‘Ik wil graag dat je je voorover buigt. Je kunt met je handen je enkels vastpakken of ze op je knieën leggen, wat het makkelijkste voor je is. Maar als je eenmaal in positie bent, houd je die positie ook vast. Je gaat tot honderd tellen en je bedankt me voor elke klap. Begrepen?’
Ik legde mijn handen op mijn knieën en het geluid van mijn stem werd gedempt doordat mijn haar voor mijn gezicht zakte, terwijl ik me in gedachten afvroeg waarmee hij me zou slaan als hij dat honderd keer zou doen. Voor het eerst was ik bang voor de pijn die ik zo zou voelen. Hoe moest ik dat in hemelsnaam verdragen?
Hij gaf me een waarschuwende tik op mijn kont en ik concentreerde me weer op hem in plaats van op mijn toenemende paniek. ‘Sorry. Ja, ik... Ja, ik begrijp het.’
Ik wachtte gespannen de eerste klap af, maar hij liep om me heen en bukte zich zodat hij me door het gordijn van haar recht kon aankijken. We staarden elkaar even aan. Toen hij eindelijk sprak, klonk zijn stem kalm en was op een vreemde manier geruststellend. ‘Ik ga een gesel gebruiken, Sophie. Je kunt het verdragen, dat beloof ik, maar als je om welke reden dan ook wilt stoppen, gebruik je het stopwoord. Je weet nog wat dat is, toch?’
Ik knikte. Ik zou hem maar niet vertellen dat mijn onderbewuste het al schreeuwde. Hij glimlachte naar me en op dat moment was hij James en ik Sophie en was alles oké. Toen begon hij.
De eerste tien slagen deden geen pijn. Ik telde hardop mee en bedankte hem elke keer. Ik maakte me er niet echt zorgen om, maar ik keek uit naar wat er zou gebeuren als deze stomme straf eenmaal achter de rug was. Ik was allang blij dat de pijn niet zo erg was als ik had verwacht.
Maar opeens klikte er iets – de hoek die hij gebruikte veranderde of misschien kwam hij in het juiste ritme – maar het deed opeens zo’n zeer dat mijn adem stokte. Ik bleef tellen, bleef maar net rechtop staan hoewel hij me een keer zo hard raakte op de plek waar mijn dijbeen overging in mijn kont dat ik haast viel en ik mijn handen moest gebruiken om snel weer rechtop te gaan staan. Ik bood wanhopig mijn excuses aan voor hij besloot extra slagen toe te brengen omdat ik had bewogen. Dat gebeurde gelukkig niet.
Ik bedankte hem na elke slag, al had ik bij vijftig mijn tanden op elkaar geklemd en klonk ik helemaal niet dankbaar. De pijn was zoveel erger dan ik had verwacht en pure koppigheid was het enige wat me overeind hield, waardoor ik de tel bijhield. Zijn ritme was genadeloos en concentreerde zich enkel op mijn linkerbil. Hij bleef maar op dezelfde plek slaan en het werd steeds moeilijker om een bedankje uit mijn droge strot te krijgen.
Bij zestig pauzeerde hij. Hij greep mijn haar beet en trok mijn gezicht omhoog zodat hij me in de ogen kon kijken.
‘Huil je nou? Je klinkt alsof je huilt.’
Mijn koppigheid, die totaal geen zelfbehoud kent, reageerde voor ik er zelfs maar over kon nadenken. ‘Ik huil niet.’
Hij keek nog eens diep in mijn ogen om te controleren hoe dicht ik bij mijn breekpunt zat en daardoor voelde ik me juist veiliger en kalmer, ondanks de pijn. Hij knikte instemmend door wat hij zag in mijn blik. ‘Heb je een pauze nodig?’
Ik hief mijn kin en mijn stem leek van ver te komen en klonk zelfverzekerder dan ik me voelde. ‘Nee, het gaat prima.’ Mafkees!
Hij liet mijn haar los en ging weer achter me staan en het enige waar ik aan dacht was de waarschuwing van mijn moeder dat mijn koppigheid nog eens mijn ondergang zou worden, al denk ik niet dat ze dit in gedachten had gehad. Hij begon weer te slaan en alle gedachten aan mijn moeder verdwenen gelukkig terwijl ik weer wanhopig probeerde de pijn te verwerken.
Bij tachtig kostte het me al mijn kracht om te blijven staan. Ik stond nog steeds in positie – een overwinning door pure stijfkoppigheid – maar bij elke klap gilde die innerlijke stem ‘nog twintig, nog negentien, nog achttien’. Mijn benen trilden en de pijn was ondragelijk. Ik was zo opgelucht toen we bij honderd kwamen. Hoezo, het zal niet veel pijn doen?