Dagboek van een beschermengel(53)
Toby gaf haar een knikje en stak uitnodigend zijn arm uit.
Ze stak de hare erin en zweefde de winkel uit. ‘Morgen moet er gewoon weer gewerkt worden,’ sputterde Bob hun waarschuwend na, maar de deur sloeg dicht voordat hij zijn zin kon afmaken.
Ze zeggen weleens dat de eerste twee weken van een relatie tekenend zijn voor de hele rataplan. Volgens mij zijn twee weken niet eens nodig. Eén afspraakje en de hele plattegrond ligt als een blauwdruk voor je neus.
Toby deed niet aan doorsnee. Hij was geen man voor een etentje of de bioscoop. Hij huurde een roeiboot op de Hudson. Margot vond het allemaal te gek. Een belangrijke mijlpaal in de relatie. Toen verloor Toby een roeispaan en begon hij W.B. Yeats te declameren. Dat vond Margot fascinerend. En toen – nou ja, ze kon toch niet anders? – kwam ze met een snufje cocaïne op de proppen. Dat vond Toby walgelijk.
‘Doe weg dat spul. Daar doe ik niet aan.’
Margot keek hem stomverwonderd aan. ‘Maar, je bent toch een goede vriend van Son?’
‘Jawel, maar daarom ben ik nog geen junkie…’
‘Ik ben geen júnkie, Toby. Ik wil het gewoon een beetje leuk hebben, meer niet.’
Hij wendde zijn blik af. Ik keek eveneens beschaamd weg. Ik kon mezelf wel schieten. Ik gruwde van dit moment, dat de eerste van vele smetten wierp op wat een schitterende relatie had kunnen zijn. En zoals gewoonlijk was het mijn schuld.
Margot ergerde zich aan hem. ‘Nou, als jij niet wilt, des te meer heb ik.’ Ze snoof beide lijntjes op.
Toby keurde de gebouwen aan de andere kant van de rivier. Het licht van de straatlantaarns danste over het water en zond rood- en goudgekleurde linten in de richting van de boot. Hij legde met een glimlach zijn overgebleven roeispaan neer, trok zijn jasje en zijn schoenen uit en vervolgens zijn shirt. ‘Wat doe je?’ vroeg Margot. Hij kleedde zich verder uit, tot op zijn onderbroek. Daarna ging hij staan, strekte zijn magere, bleke armen uit, boog zijn knokige torso naar zijn knieën in de houding van een duiker en sprong in de rivier.
Margot liet haar coke vallen en leunde met stomheid geslagen over de rand van de boot. Hij bleef heel lang onder water. Ze zat friemelend met haar handen te wachten. Ze vroeg zich af of ze om hulp moest roepen. Uiteindelijk trok ze haar jasje en haar schoenen uit en sprong hem na. Daarop kwam hij schaterlachend boven.
‘Toby!’ schreeuwde ze klappertandend. ‘Neem me niet in de maling!’
Toby lachte en spetterde water naar haar. ‘Mijn lieve Margot, je neemt jezelf in de maling.’
Ze keek hem aan. Wat is hij wijs, dacht ik. Wat een mafkees, dacht Margot.
‘Wat??’
Hij zwom op zijn hondjes naar haar toe. ‘Denk je nou heus dat jij er leuker op wordt als je cocaïne gebruikt?’ vroeg hij. ‘Want als je dat denkt, ben je heel wat minder slim dan ik dacht.’
Het water droop van zijn neus en zijn stem beefde van de kou. Margot staarde hem aan, en net toen ze met de gedachte speelde om hem te kussen, bracht hij zijn gezicht naar het hare en kuste hij haar. Het was – en daar kan ik voor instaan – de zachtste, meest oprechte kus van haar leven.
De maanden daarop bracht ik door in Toby’s piepkleine zolderruimte boven het nachtcafé en sloeg ik Toby en Margot nauwlettend gade, terwijl ze steeds dieper in een gezamenlijk spiritueel ravijn wegzakten dat veel weg had van echte liefde. In het begin probeerde ik mezelf wijs te maken dat ze verliefd waren op de liefde zelf, dat het meer met de omstandigheden dan met liefde te maken had dat ze – al hadden ze geen geld, geen toekomst en weinig met elkaar gemeen – bij elkaar bleven. En toch... toen ik ze zo zag zitten, allebei in een handdoek gehuld, op dat krakkemikkige balkonnetje op de vijfde verdieping met uitzicht over de West Village, als een oud echtpaar aan de koffie met de ochtendbladen, dacht ik: wacht eens even. Wat ontgaat me hier? En wat is me in de eerste ronde ontgaan?
Voelde ik me als het vijfde wiel aan de wagen? Nou ja, laten we zeggen dat het scheelde dat Gaia er ook bij was. We hadden alle tijd om elkaar beter te leren kennen. Tijdens de intieme momenten van Toby en Margot, gewijde momenten die gekoesterd moesten worden en waarop ik hun privacy wilde respecteren, spraken Gaia en ik over Toby’s kindertijd. Ze was gestorven aan baarmoederhalskanker toen hij vier jaar oud was. Tot dan toe was Toby’s beschermengel zijn tante Sarah geweest. ‘O,’ zei ik verwonderd. ‘Ik dacht dat beschermengelen altijd slechts aan één persoon werden toegewezen.’ ‘Nee,’ zei Gaia. ‘Zo lang en wanneer we nodig zijn. Iemand kan wel twintig verschillende beschermengelen in zijn of haar leven hebben. De kans is groot dat ook jij meerdere beschermelingen krijgt.’