Dagboek van een beschermengel(52)
Het duurde niet lang of Sonya nodigde Margot uit om bij haar in te trekken. Ze zei dat ze het deed omdat ze het zo zielig vond voor Margot, die zich met drie baantjes uit de naad werkte en dan ook nog in dat smerige flatje van Bob moest wonen. In werkelijkheid was Sonya eenzaam. Ook de aanwezigheid van Luciana en Pui hield verband met haar eenzaamheid. Ze begreep nooit waarom ze zich plotseling een stuk minder eenzaam voelde als ze bezweek voor de drugs. Ze schreef het toe aan het effect op haar hersenen. Mis. Het kwam omdat Luciana en Pui zich om haar heen slingerden als klimop rond een boom, als de meest toegewijde, laaghartige metgezellen.
Ik maakte van meet af aan duidelijk dat ik niet van plan was om door de hal te ijsberen terwijl die twee Sonya’s ziel verwoestten. Het was hun schuld dat zij zo’n slechte invloed had op Margot. Ze gebruikte zo nu en dan al wat hasj en soms ook crack en ik zag de ellende aankomen als de koplampen van een stoomlocomotief die kwam aandenderen terwijl Margot op de rails lag. Luciana en Pui namen het niet best op dat ik de confrontatie met hen aanging. Ze veranderden van gedaante, rezen in de vorm van cobra’s op als twee zuilen van rode rook en spuwden vuurbollen op me af. Net als in het echte leven was ik in een situatie verzeild geraakt waarvoor ik geen opleiding had genoten en waar ik nooit voor gewaarschuwd was. En net als in het echte leven reageerde ik instinctief. Ik hief mijn beide handen om het vuur te doven, waarop ik mijn ogen sloot en me voorstelde dat het licht in mijn lichaam oplaaide, wat ook gebeurde, en toen ik mijn ogen weer opende, was het licht zo sterk geworden dat ze het opgaven; ze trokken zich terug als de schaduwen rond het middaguur en hielden zich een tijdlang koest, in elk geval zolang ik in de buurt was.
Ezekiel keerde in blakende gezondheid terug in Sonya’s leven. Ze overwoog om helemaal met drugs te stoppen, gezonder te gaan leven en misschien zelfs een leuke man te zoeken. Voor altijd.
‘Wat vind jij van Toby?’ vroeg ze op een ochtend bij de koffie aan Margot.
Margot haalde haar schouders op. ‘Wel aardig. Beetje stil.’
‘Ik denk erover om iets met hem te beginnen.’
Margot kuchte overdreven. ‘Met hem? Ga je dan ook, weet ik het, koekjes bakken en lid worden van een naaikransje?’
Sonya – en je moet je die vrouw voorstellen, zoals ze in een zijden kimono met luipaarddessin en een rode push-upbeha over haar koffie verkeerd gebogen zat, haar ongestreken haar als een hoofdwond in warrige lokken langs haar ivoorkleurige gezicht – was gepikeerd. Ze was vooral gepikeerd omdat de gedachte aan koekjes bakken en naaikransjes haar wel aanstond.
‘Ik word een dagje ouder, geloof ik.’
‘Heb je al eens iets met Toby gehad?’
Sonya schudde haar hoofd. Voor de verandering loog ze niet. ‘We hebben samen op de kleuterschool gezeten. Hij is meer een broertje voor me. Getver, hoe kom ik er ook bij? Maarre, ik dacht dat jullie iets met elkaar hadden een paar maanden geleden, op mijn feestje?’
‘Ik heb hem beledigd.’
‘Dus?’
‘Dus niks. Sindsdien heb ik hem niet meer gezien.’
‘Zou je dat willen?’
Daar moest Margot over nadenken. Toen knikte ze.
En zo werd er nonchalant een afspraakje voor Toby en Margot geregeld.
Hij kwam haar halen bij de boekhandel. Bob zat op zijn gebruikelijke plekje in een luie stoel achter de toonbank een mix van wiet en tabak te roken en las zich in over de nieuwe Cadillac Fleetwood Brougham. Hij wierp één blik op Toby en schoot zijn peuk naar hem toe.
‘Ik kom voor Margot.’
Een kuchje van achter de toonbank. Toby keek naar de plank met ‘recente aanwinsten’.
‘Je hebt hier goede boeken staan. Vreemd dat ik nog nooit van deze zaak heb gehoord.’
‘Tja.’
‘Is Margot er?’
‘Moet je aan haar vragen.’
Ik heb altijd bewondering gehad voor Toby’s oneindige geduld. Ik keek zijdelings naar Zenov, die tegen de toonbank hing, en gebaarde dat hij Bob een klap voor zijn kop moest geven. Zenov schudde zijn hoofd met een gezicht van wat-kan-ik-eraan-doen?
Toby legde zijn handen op zijn rug om Bobs voorstel te overwegen. En toen:
‘Margot?!’ Toby, uit volle borst. Bob tuimelde van zijn stoel en belandde met zijn billen op de vloer.
‘Margot Delacroix, dit is Toby Poslusny, ik kom je halen voor ons afspraakje. Ben je thuis, Margot?’ Hij stond er kalmpjes en onbewogen bij en brulde met de autoriteit en het volume van een bezielde dominee, zonder zijn blik van Bob af te wenden.
Bob krabbelde op, terwijl Zenov zachtjes stond te lachen. ‘Eh, ik ga wel effe kijken of ze…’
‘Dank je.’ Toby knikte Bob vriendelijk toe.
Margot kwam een paar minuten later achter het tussenschot vandaan in een groen, tulen feestjurkje uit de jaren vijftig dat haar twee maten te klein was. Ze was nog bezig de spelden in haar haren te steken en had een blos van de zenuwen. Ik zag Toby van kleur verschieten; hij zoog haar jurk en de slanke hals in zich op. Haar benen. ‘Hoi,’ zei ze. ‘Sorry dat je even moest wachten.’