Blauwe maan(17)
‘Waarom niet?’ Hij haalt zijn schouders op.
‘Hoe zit het dan met mijn lessen?’ Ik doe alsof ik geïnteresseerd ben in het leren en bestuderen van nieuwe kunstjes, maar ik ga veel liever naar Zomerland, waar alles veel minder moeite kost en het resultaat meteen zichtbaar is. ‘Bovendien voel je je niet helemaal lekker.’ Ik knijp zacht in zijn arm en merk dat de gebruikelijke warmte en tinteling nog niet helemaal terug zijn.
‘In Zomerland zijn ook genoeg lessen te leren.’ Hij grijnst. ‘Als je me mijn drankje wilt aangeven, dan voel ik me vast goed genoeg om de toegangspoort op te roepen.’
Ik geef hem zijn flesje, maar zelfs na enkele flinke slokken lukt het hem niet de gouden sluier van licht te laten verschijnen.
‘Kan ik je niet helpen?’ stel ik voor als ik zweetdruppels op zijn hoofd zie verschijnen.
‘Nee… ik… ik was er bijna. Geef me nog even een paar tellen,’ mompelt hij met opeengeklemde kaken. Hij is vastberaden het helemaal zelf te doen.
Dus geef ik hem een paar tellen. Enkele ogenblikken, zelfs, maar er gebeurt nog steeds niets.
‘Ik begrijp het niet.’ Hij tuurt met zijn ogen half dicht. ‘Dit is me niet meer overkomen sinds… sinds ik voor het eerst leerde hoe ik dit moest doen.’
‘Misschien komt het doordat je je niet lekker voelt.’ Ik zie hoe hij nog een slok neemt van zijn drank, en nog een, en nog een. Als hij zijn ogen sluit en het nog een keer probeert, levert het precies hetzelfde resultaat op als daarvoor. ‘Mag ik het proberen?’
‘Zet dat maar uit je hoofd. Je weet niet eens hoe het moet.’ Zijn stem klinkt scherp, maar ik doe mijn best het niet persoonlijk op te vatten. Het komt vast meer door zijn frustratie en machteloze gevoel dan door mij.
‘Ik weet ook wel dat ik niet weet hoe het moet, maar ik dacht dat je het me kunt leren en dan…’
Voor ik mijn zin af kan maken, springt hij overeind van het bed en ijsbeert door de kamer. ‘Het is een proces, Ever,’ zegt hij met nadruk. ‘Het heeft me jaren gekost om te leren hoe ik daar moet komen. Je kunt niet zomaar doorbladeren naar het laatste hoofdstuk van een boek zonder het begin en het midden te lezen.’ Hij schudt zijn hoofd en leunt tegen mijn bureau aan. Zijn lichaam is gespannen en strak en hij weigert me aan te kijken.
‘En wanneer heb jij voor het laatst een boek echt gelezen zonder dat je het begin, midden en eind al kende?’ Ik glimlach.
Hij kijkt me aan. Even lijkt zijn gezicht een verzameling van harde hoeken en scherpe lijnen, maar dat duurt niet lang. Dan zucht hij en hij komt naar me toe. Hij pakt mijn hand vast. ‘Wil je het proberen?’
Ik knik.
Hij kijkt me aandachtig aan en betwijfelt of het zal lukken. Toch wil hij me dit plezier doen. ‘Goed dan, ga in een gemakkelijke houding zitten. Maar niet met je benen over elkaar. Dat blokkeert de chi.’
‘Chi?’
‘Dat is een duur woord voor energie.’ Hij grinnikt. ‘Tenzij je in de lotushouding wilt zitten, dat is prima.’
Ik schop mijn teenslippers uit en druk mijn voetzolen in het tapijt. Ik probeer zo gemakkelijk en ontspannen te zijn als ik kan in al mijn enthousiasme.
‘Meestal gaat er een lange serie meditatieoefeningen aan vooraf. Maar omdat we niet zoveel tijd hebben en aangezien je vrij ver gevorderd bent, gaan we het gewoon proberen, oké?’
Weer knik ik. Ik kan niet wachten om te beginnen.
‘Ik wil dat je je ogen dichtdoet en probeert een stralende sluier van zacht, goudkleurig licht voor je te zien zweven,’ zegt hij. Hij verstrengelt zijn vingers in de mijne.
Ik doe wat hij zegt en stel me een perfecte kopie voor van het glinsterende gordijn dat me eerder toegang verschafte tot Zomerland. Dat was toen Damen het liet verschijnen zodat ik aan Drina kon ontsnappen. Het is zo prachtig, zo schitterend en lichtgevend dat mijn hart opzwelt van vreugde. Ik steek mijn hand ernaar uit en wil hem in de glinsterende stralen van het gloeiende licht steken. Ik wil zo graag terugkeren naar die mysterieuze plek! Net als mijn vingers het licht raken en er bijna in verdwijnen, verdwijnt de sluier in het niets. Ik zit weer gewoon in mijn kamer.
‘Ongelooflijk! Ik was er zo dichtbij!’ Ik draai me om naar Damen. ‘Ik zag hem voor me zweven. Zag jij hem ook?’
‘Je was onvoorstelbaar dichtbij,’ zegt hij. Hij kijkt me liefdevol aan, maar zijn glimlach is geforceerd.
‘En als ik het nu nog een keer probeer? Wat als we het samen doen?’ Mijn hoop spat uiteen als een luchtbel wanneer ik hem zijn hoofd zie schudden en wegdraaien.
‘Ever, dat deden we al samen,’ mompelt hij. Hij veegt zijn voorhoofd af met zijn mouw en wendt zijn blik af. ‘Ik ben bang dat ik niet zo’n goede leraar voor je ben.’