Blauw water(62)
Wat ze moet doen is hier gewoon blijven staan en hem in de gaten houden. Als hij beweegt kan hij nog een tik krijgen. De politie komt eraan, dat duurt misschien tien minuten, hooguit een kwartier. Dan is deze nachtmerrie voorbij, dat redt ze wel.
Op dat moment hoort ze iets. Senta spitst haar oren. Ergens in huis klinkt gebonk. Het geluid herhaalt zich met enige regelmaat. Niet-begrijpend kijkt Senta om zich heen. Is er hier nóg iemand?
Haar ogen glijden naar de foto van de vrouw en het meisje op het dressoir en opeens begrijpt ze waarom ze per se terug moest naar dit huis.
42
Met een laatste blik op Kreuger, die bewegingloos op de vloer ligt, loopt Senta de keuken in. Ze werpt een inspecterende blik om zich heen maar ze ziet niets bijzonders. Wel hoort ze iemand om hulp roepen. Het klinkt heel gedempt, alsof hij of zij in een kast zit, maar het is waarschijnlijker dat het geroep achter de dichtgespijkerde deur in de bijkeuken vandaan komt. Iemand heeft in grote haast, of woede, lukraak met een vijftal planken de deur dichtgetimmerd. Het is niet moeilijk te raden wiens werk dat geweest is. Het is ook niet moeilijk om te raden wat hij van plan was want in de hoek liggen een paar lege flessen spiritus. Het hout tegen de deur is ervan doortrokken, en er ligt een hele plas voor de deur.
Met haar gezicht vlak bij de deur roept Senta luid: ‘Is daar iemand?’
‘Ja! We zitten hier opgesloten! Help ons!’ roept een vrouwenstem terug.
Ze heeft gereedschap nodig om die planken weg te halen.
‘De deur zit dichtgetimmerd. Ik zoek even iets om hem open te maken,’ kondigt ze aan.
‘De andere deur geeft toegang tot de garage, maar hij zit op slot.’ De stem van de opgesloten vrouw klinkt nu dichterbij. Waarschijnlijk staat ze vlak achter de deur.
Senta kijkt naar de garagedeur en ziet de sleutel in het slot steken. Zodra ze de deur opendoet komt er een merkwaardige lucht op haar af. Een ijzerachtige geur waarvan de hele ruimte doordrongen is. Tegelijk ziet ze een donkere gestalte op de grond liggen.
Haar eerste impuls is om terug te deinzen en de deur achter zich dicht te gooien. In plaats daarvan vermant ze zich, knipt het licht aan en werpt een snelle blik op het lijk. Veel tijd heeft ze niet nodig om te zien dat de man die daar op de grond ligt niet meer leeft. Hij ligt op zijn buik, maar een breed bloedspoor, van de deur naar het lichaam, maakt duidelijk wat zich hier in huis heeft afgespeeld.
Iemand heeft het bloed in huis opgedweild, maar de garage gelaten zoals die is.
Senta wendt haar blik af, loopt langs het lijk en zoekt op de werkbank naar gereedschap. Keuze genoeg. Met een breekijzer in haar hand loopt ze terug naar de bijkeuken. Vastberaden zet ze de klauw van het breekijzer achter de eerste plank. Ze plaatst één voet tegen de muur en trekt met kracht. Het gaat langzaam en kost haar meer energie dan ze had gedacht, maar na een tijdje ligt al het houtwerk aan haar voeten.
‘De planken zijn weg, maar ik heb geen sleutel,’ roept ze.
Bij wijze van antwoord knarst aan de andere kant van de deur een sleutel in het slot, en de deur gaat voorzichtig open.
Een bleek vrouwengezicht, omlijst met slordig blond haar, kijkt haar door de smalle opening aan. ‘Waar is hij?’ fluistert ze.
Met het zweet nog op haar voorhoofd knikt Senta in de richting van de woonkamer. ‘Hij ligt daar. Bewusteloos. Of dood, dat weet ik niet. Kom.’
Langzaam steekt ze haar hand uit naar de vrouw en helpt haar met zachte dwang naar buiten.
Senta raakt overstelpt door medelijden. Wat heeft die arme vrouw in godsnaam moeten doorstaan?
‘Ik ben Senta,’ zegt ze zacht. ‘Wees maar niet bang, het is voorbij. Hij kan je niets meer doen.’
Er verschijnen tranen in de ogen van de vrouw. ‘Echt?’ fluistert ze. ‘Is hij weg?’ Dan breekt de herkenning door op haar gezicht. ‘Jij bent de vrouw die hier voor het raam stond, die hulp ging halen. Toch?’
Senta knikt langzaam. Zo moet het gegaan zijn, al weet ze er niets meer van af.
‘Woon je hier? Ben jij Lisa?’
Lisa knikt.
De twee vrouwen kijken elkaar enige tijd aan, dan draait Lisa zich om en stommelt het trappetje af. Ze komt terug met een meisje in haar armen dat ze in de keuken op de grond legt. Het kind opent haar ogen en begint onsamenhangend te mompelen.
Verschrikt schiet Senta toe. ‘Mijn hemel!’
‘Water,’ zegt Lisa slechts.
Veel meer uitleg heeft Senta niet nodig. Ze schenkt een glas water in, ziet rietjes op de tafel tegen de muur staan en steekt er een in het glas. Terwijl zij het meisje overeind helpt, houdt Lisa haar het glas water voor. Het rietje brengt uitkomst, want ze heeft moeite met drinken. Pas als de eerste slokken door haar keel glijden, concentreert Anouk zich op het drinken.
‘Zo, gaat het weer?’ zegt Senta zacht, en met een blik op Lisa: ‘Ze is uitgedroogd. Ze moet naar het ziekenhuis.’