Reading Online Novel

Blauw water(58)



Lisa trekt zich schielijk terug en klampt zich aan de deurpost vast. Er bruist iets in haar op dat een ijskoude laag over haar huid legt en iedere hartslag doet nagalmen in haar hoofd. Haar blikveld wordt in een enkele seconde teruggebracht tot dat kleine stukje vloer waar Menno ligt. Hij ziet haar. Nog volledig bij bewustzijn, maar met het besef dat hij gaat sterven, houden zijn ogen de hare vast.

Ik hou van je, zeggen ze. Al heb ik fouten gemaakt, ik heb altijd van je gehouden.

Dat weet ik. En ik ben nooit opgehouden met hopen dat je voor mij zou kiezen.

Het spijt me zo. Het spijt me zo verschrikkelijk.

Zijn ogen worden glazig.

Blijf bij me, smeekt Lisa.

Ze probeert op hem te focussen, maar hij drijft van haar weg in een mist van tranen. Haar krachtigste gedachtegolven zijn niet bij machte hem bij haar te houden, en ze weet dat dit een afscheid is. Dat alle hoop op een hereniging met één haal van een mes weggesneden is, vervangen door het besef dat niets haar ooit nog met zoveel heftige, tegenstrijdige gevoelens zal vervullen. Simpelweg omdat ze dat niet meer toe zal staan. De intense pijn die door haar lichaam jaagt is te veel om nog een keer te moeten doorstaan.

Nog drie keer haalt Menno raspend adem, en bij iedere moeizame hap lucht is het alsof er een paar zenuwuiteinden bij Lisa afsterven, zodat ze totaal verdoofd achterblijft als hij haar verlaat.

Het ene moment hebben ze nog contact, het volgende moment beseft ze dat hij haar niet meer ziet. Met lege ogen staart hij voor zich uit. Ogen die haar hebben bewonderd, naar haar hebben geknipoogd en hebben gehuild toen ze hun relatie verbrak. Ogen die nooit zijn opgehouden haar liefhebbend aan te kijken. Ogen die haar hoop gaven, ondanks alles.

Lisa klampt zich vast aan de deurpost en houdt met een uiterste krachtinspanning haar verdriet binnen. Ze ziet dat Kreuger zich opricht en op het punt staat zich om te draaien. Snel doet ze een stap naar achteren, maar de stoel staat nog in de deuropening.

Zijn rennende voetstappen zetten een vluchtreflex in werking. Haar lichaam is zo verslapt en krachteloos, dat ze weet dat ze geen enkele kans maakt in een confrontatie met hem. Ze is ten dode opgeschreven als ze de kelder in vlucht, maar ze heeft geen keus.

De deur van de kelder staat nog open. Ze heeft maar een paar seconden nodig om naar binnen te gaan en de deur achter zich te sluiten. Kreuger komt de keuken binnen. Lisa draait de sleutel om in het slot en blijft doodstil staan.

Kreugers zware ademhaling is duidelijk hoorbaar aan de andere kant van de deur. Ze verroert zich niet. Voor haar gevoel staat ze daar eindeloos lang, maar in werkelijkheid kan er niet meer dan een minuut zijn verstreken voor Kreuger de bijkeuken verlaat. Ze luistert naar zijn tred, en vervolgens naar het schuivende geluid waarmee hij Menno’s lichaam verplaatst. Dan hoort ze hem rommelen in de garage, en na een tijdje klinkt de eerste klap tegen de deur. Even denkt ze dat hij de deur wil openbreken, maar dan beseft ze dat hij hem juist dichtspijkert. Houten planken schuiven tegen elkaar aan, spijkers dringen naar binnen, het hele huis dreunt van de slagen. Anouk ligt stil op de grond en reageert nergens op.

Boven aan de trap zakt Lisa door haar knieën en huilt met haar gezicht tegen de deur.





40


Langzaam rijdt Senta door. Ieder huis dat links van haar opdoemt, bekijkt ze nauwkeurig, maar iedere keer heeft ze aan één blik genoeg om te zien dat het niet het huis is dat ze zoekt.

En dan, toch nog onverwacht, ziet ze het. Het ligt onder aan de dijk, omgeven door weilanden. Dit is het huis dat ze voor ogen had, ze herkent het meteen. Ze is hier geweest voor ze het ongeluk kreeg, dat kan niet anders.

Vastbesloten verlaat Senta de dijk en rijdt de smalle weg naar beneden af. Ze parkeert haar auto onder aan de weg, zoveel mogelijk in de berm, en stapt uit.

Niets in of om het huis roert zich. Zo te zien heeft ze pech en is er niemand thuis.

Ze loopt tussen de buxushaagjes door over het kiezelpad naar de voordeur en belt aan. Een ouderwets aandoend getingel vult de hal.

Er komt geen reactie. Ze belt nog een keer en houdt haar oor bij de deur, maar als het belletje is weggestorven klinkt er binnen geen enkel geluid.

Rechts van het huis is een uitbouw met een garagedeur. Als ze wil kijken of er echt niemand thuis is, zal ze om het huis heen moeten lopen en dat gaat haar net iets te ver.

Aan de andere kant, stel dat de bewoners in de tuin bezig zijn en haar niet horen.

Nog even weifelt Senta, dan loopt ze om de garage heen naar de achterkant van het huis. Een groot terras strekt zich voor haar uit, begrensd door borders vol hortensia’s. Daarachter draait een droogmolen zachtjes rond in de wind. Aan de lijn hangen een paar lakens en een negligé. Eén laken ligt in het gras tezamen met het knijpermandje, de inhoud verstrooid eromheen.

Het lijkt wel of ze dit eerder heeft meegemaakt. Ze kijkt naar de knijpers en schudt verward haar hoofd. Dan stapt ze het terras op en schrikt. Er staat een man voor het raam. Hij heeft zijn armen over elkaar heen geslagen en zijn blik is strak op haar gericht. Alsof hij haar al lange tijd in de gaten houdt.