Biljonairs & Baby's 10(13)
Verdorie, Tula had de mogelijkheid van een verhuizing niet eens overwogen. Ze hield van haar huis. Hield van het leven dat ze voor zichzelf had gecreëerd. Buiten dat, ze vermeed San Francisco als de pest.
Haar vader woonde in de stad.
Runde zijn imperium vanuit het hart ervan.
Verrek, voor zover zij wist waren Simon Bradley en haar vader elkaars beste vrienden. Dat was nog eens een beangstigende gedachte.
‘Nou?’
Ze keek hem aan. Keek naar Nathan. Er was niet echt een keuze. Tula had haar nicht beloofd dat ze Nathans voogd zou zijn en ze kon daar niet op terugkomen, zelfs niet als ze dat zou willen.
‘Kijk,’ zei hij, over de tafel leunend om haar in de ogen te kijken alsof hij wist dat ze een uitweg zocht en daar niet in slaagde. ‘We hoeven niet met elkaar op te kunnen schieten. We moeten er alleen voor zorgen dat we het samen een paar maanden uit kunnen houden.’
‘Wow,’ mompelde ze met een half lachje, ‘dat klinkt niet als een gezellige tijd.’
‘We hoeven het ook niet gezellig te hebben, Ms. Barrons…’
‘Als we gaan samenwonen, is het minste wat je kunt doen, mij Tula noemen.’
‘Dus je gaat akkoord, Túla?’
‘Heb ik een keuze?’
‘Niet echt.’
Hij had gelijk, zei ze tegen zichzelf. Er viel niets te kiezen. Ze moest doen wat het beste voor Nathan was. Dat hield in dat ze naar de stad moest verhuizen en een manier moest zien te vinden om Simon uit zijn onbuigzame wereld te wrikken. Haar adem uitblazend stak ze haar rechterhand over de tafel uit. ‘Oké dan. Afgesproken.’
‘Afgesproken,’ stemde hij in.
Hij nam haar hand in de zijne, en het voelde alsof ze plotseling een hoogspanningskabel vasthield. Tula verwachtte bijna dat er vonken van hun handen zouden afspringen. Ze wist dat hij het ook voelde, omdat hij haar onmiddellijk losliet en zijn wenkbrauwen fronste.
Ze wreef haar vingertoppen tegen elkaar, nog steeds het geknetter op haar huid voelend, en zei tegen zichzelf dat de komende maanden uitermate interessant zouden worden.
Hoofdstuk 4
Twee dagen later haalde Simon uit met het slaghout, maakte contact met de bal en voelde de energie daarvan in zijn armen omhooggaan. De bal zeilde het net aan het einde van de slagkooi in, en hij lachte tevreden.
‘Op zijn minst een driehonkslag,’ verkondigde hij.
‘Nee, het was een vangbal,’ riep Mick Davis terug vanuit de andere slagkooi.
Simon snoof. Hij wist wat een goede slag was. Hij hief de knuppel weer hoog boven zijn schouder en wachtte op de volgende machinale worp.
Hier hoefde hij niet aan werk of zakelijke deals te denken. Hij kon zijn frustraties afreageren door de ballen keihard weg te meppen, en dat kwam op het moment goed van pas. Terwijl hij zich concentreerde op de verschillende slagen, kon hij niet aan grote blauwe ogen denken. Of aan een verleidelijke mond.
Om nog maar te zwijgen over zijn mogelijke zoon.
Hij haalde uit en miste; de bal sloeg tegen de metalen kooideur achter hem.
‘Ik sta er twee voor,’ riep Mick lachend.
‘Ik ben nog niet klaar,’ brulde Simon, genietend van de opwinding van de tweestrijd. Mick was zijn beste vriend sinds de middelbare school.
Nu was hij ook zijn rechterhand bij het Bradley-bedrijf. Er was niemand die hij meer vertrouwde.
Tegen de tijd dat hun uur erop zat, waren de beide mannen aan het lachen en kibbelden ze over wie er had gewonnen.
‘Geef het nou maar op,’ zei Simon lachend. ‘Je bent weggespeeld.’
‘In je dromen.’ Mick gaf Simon een flesje water en vroeg: ‘Waarom stond je zo venijnig te meppen?’
Simon ging op de dichtstbijzijnde bank zitten en keek naar een groepje kinderen dat naar de kooien rende. Iets roerde zich in hem. Op een dag zou Nathan net zo oud zijn. Hij had een zoon. Hij was vader. Over een paar jaar zou hij met hem naar deze kooien gaan.
Hoofdschuddend mompelde hij: ‘Dit ga je niet geloven.’
‘Probeer maar.’
Dus Simon vertelde. Terwijl het late middagzonnetje door de wolken wegzakte en een koude zeewind langs hen heen blies, vertelde hij Mick over het bezoek van Tula. Over Nathan. Over alles.
‘Je hebt een zóón?’
‘Ja,’ zei Simon met een snelle glimlach. ‘Waarschijnlijk. Ik laat een vaderschapstest doen.’
‘Daar twijfel ik niet aan,’ antwoordde Mick.
Simon fronste een beetje. ‘Het is logisch, maar ja, als ik naar hem kijk, is het moeilijk te ontkennen. Ik moet het zelf allemaal nog een beetje zien te bevatten. Verrek, ik weet niet eens wat ik eerst moet doen.’
‘Hem naar huis halen?’
‘Nou, ja,’ antwoordde hij. ‘Dat is wel het plan. Ik heb op het moment een aantal mensen over de vloer om een kamer voor hem in te richten.’