Wraak en liefde(19)
‘Trouwen?’ Rachel slaakte een kreet van verrassing. ‘Aanstaande vrijdag al?’
‘Ja. Met een… man die ik lang geleden ontmoet heb. Het is een nogal onstuimige relatie geweest, maar hij is me nooit vergeten en, eh… nou ja, nu gaan we trouwen.’
‘Lieve hemel, Gemma, dat is nogal onverwachts, niet? Weet je zeker dat je er goed aan doet? Jij en alle andere mensen die bij dat opvangcentrum werken, weten toch beter dan geen ander wat er mis kan gaan als vrouwen overhaast een relatie aangaan met een man die ze nauwelijks kennen.’
‘Zo is Andreas niet. Hij was tien jaar geleden al verliefd op me en hij is teruggekomen om me te zoeken.’
‘Je hebt het nog nooit over hem gehad.’
Er was wel meer waar ze het met haar vriendin niet over had gehad, maar het leek haar nu niet het juiste moment om de duistere details van haar verleden te onthullen.
‘Nee, inderdaad, maar ik verzeker je dat ik niet kan wachten om zijn vrouw te worden,’ zei ze naar waarheid, aangezien ze het geld voor de operatie van Isabella alleen zou krijgen als ze trouwde.
‘Wie is hij?’
‘Een Italiaan, een erg knappe Italiaan,’ antwoordde Gemma, opnieuw gemeend. ‘En hij brengt gevoelens in me naar boven die ik al heel lang niet meer gevoeld heb.’
‘Hou je van hem?’
Gemma wierp Rachel een quasibeledigde blik toe. ‘Nou ja, zeg!’ zei ze met een raar gevoel in haar maag.
Rachel grinnikte. ‘Nou ja, goed, dat lijkt me een antwoord, min of meer. Je ziet er in ieder geval verliefd uit als je het over hem hebt; hij lijkt echt je hart te hebben gestolen. Je hebt het maar getroffen.’
Ik heb het inderdaad getroffen, dacht Gemma sarcastisch toen ze even later de woning van Rachel verliet. Ik heb het geweldig getroffen met een man die om onduidelijke redenen opeens weer terug is in mijn leven.
Ze moest echter wel met hem trouwen en getrouwd blijven zolang de kans bestond dat Rachel en Isabella meer geld nodig hadden.
Ze onderdrukte een kleine rilling en stapte de trein in. Zes maanden huwelijk met Andreas Trigliani, zes lange maanden vol geheimen en leugens…
Later die dag stond Andreas voor Gemma’s huis te wachten tot ze de deur opendeed, maar de minuten tikten weg, en hij begon zich zorgen over haar te maken. Hij had haar eerder die middag aan de telefoon voorgesteld om vanavond weer samen wat te gaan eten om de financiële details van hun verbintenis te bespreken. Er moesten huwelijkse voorwaarden worden getekend, ter bescherming van hen beiden, en ze moesten allebei een nieuw testament opstellen dat rekening hield met hun veranderde situatie.
‘Kom op, Gemma,’ zei hij, terwijl hij langdurig op de bel drukte. ‘Ik weet dat je thuis bent.’
Na een aantal lange minuten hoorde hij tot zijn opluchting eindelijk beweging in de sloten komen, maar toen de deur openging, schrok hij van het bleke gezicht en de doffe ogen die zichtbaar werden.
‘H-Het spijt me, Andreas, ik denk niet dat ik vanavond met je kan gaan eten. Ik voel me helemaal niet goed.’
‘Che cosa ti succede?’ zei hij, terwijl hij de deur verder openduwde.
Ze keek hem wazig aan. ‘Sorry, daar verstond ik niets van. Kan je het voor me vertalen?’
Hij vloekte zachtjes en sloot de deur achter zich. ‘Wat is er in vredesnaam met je aan de hand?’
Ze bracht haar handen naar haar hoofd. ‘Ik heb vreselijk hoofdpijn. Zo af en toe krijg ik een aanval.’
‘Wat kan ik doen?’ Zijn ogen stonden bezorgd.
‘Niets. Ik moet gewoon plat liggen in een donkere kamer.’
Hij bracht haar naar haar slaapkamer en hielp haar het bed in. Te zien aan de rommelige lakens had ze daar het grootste gedeelte van de middag doorgebracht. De rolgordijnen waren omlaag getrokken en het was benauwd in de kamer; ze had kennelijk niet eens de kracht gehad om de ramen open te zetten voor wat frisse lucht.
Toen ze weer in bed lag, liep hij naar het raam en opende het zo stil mogelijk. Hij staarde naar haar gezicht, dat bijna witter was dan het kussen waar haar hoofd op lag, en vroeg zich af of hij een dokter moest bellen.
Hij liep naar het bed toe. ‘Gemma,’ zei hij zachtjes. ‘Wie is je huisarts? Ik denk dat er even een dokter naar je moet kijken. Je ziet er erg ziek uit.’
‘Nee… alsjeblieft… Het gaat wel. Het is gewoon hoofdpijn, die heb ik zo vaak. Ik heb wat sterke pijnstillers genomen, die zullen zo wel beginnen te werken. Ik moet gewoon slapen…’
‘Gemma?’
‘Ik ben zo moe.’ De pijnstillers waren kennelijk begonnen hun werk te doen. Ze gaapte als een klein kind en begroef haar hoofd ontspannen zuchtend diep in het kussen.
Hij wachtte even tot ze echt sliep voordat hij naar het bed toe liep om naar haar te kijken. Ze had het gezicht van een engel. Haar blonde haren, zo fijn als zijde, lagen uitgespreid over het kussen, en hij onderdrukte met moeite de neiging zijn vingers erdoorheen te halen. Het zou haar maar wekken, en ze had haar slaap hard nodig.