Wat de doden weten(37)
‘Daarom is het ook geveild,’ zei de buurvrouw, Tillie Bingham. ‘Zij was dood en hij zat in de gevangenis, dus hij kon het niet erven.
Ze ging zachter praten, ook al waren de meisjes buiten gehoorsafstand en leken ze niet geïnteresseerd in dit gesprek dat boven de schutting langs werd gevoerd. ‘Drugs’
Geschrokken had Miriam Dave geprobeerd over te halen om het huis weer in de verkoop te doen, zelfs als dat verlies zou opleveren. Ze konden in het centrum gaan wonen, vertelde ze hem, wetend dat het idee hem zou aanspreken om in een van de grote, oude stadshuizen van Bolton Hill te gaan wonen. Dit was nog voordat het centrum in opkomst raakte, maar Miriams intuïtie klopte altijd als het om onroerend goed ging. Als Dave haar advies had aangenomen dan hadden ze uiteindelijk in een veel waardevoller huis gezeten, want de huizenprijzen in hun kleine uithoek in Noordwest-Baltimore waren jarenlang gestagneerd.
En dan waren de meisjes nog in leven geweest.
Dat was het geheime spelletje dat Miriam nooit kon nalaten met zichzelf te spelen, hoe weinig ze wist dat het ook hielp. Teruggaan in de geschiedenis, dat ene ding veranderen. Niet de dag zelf. Dat was te voor de hand liggend, te makkelijk. Ze waren definitief verdoemd geweest vanaf het moment waarop Sunny besloot om die middag naar het winkelcentrum te gaan en toen Heather had gelobbyd voor toestemming om met haar mee te gaan. Maar als ze nog iets verder terug hadden kunnen gaan, dan hadden ze hun lot kunnen bijsturen. Als ze het huis aan Algonquin Lane in de verkoop hadden gedaan, zoals Miriam had aangedrongen, als ze het nooit hadden gekocht, dan had de aaneenschakeling van gebeurtenissen kunnen worden doorbroken. Ze vroeg zich af wie het nu bezat, of de huidige bewoners wisten hoeveel dood het huis al had aangetrokken. Een moord was al erg genoeg, maar als een koper het hele verhaal van het huis aan Algonquin Lane kende, nee, dan zou zelfs Miriam het huis niet kunnen verkopen, en dat terwijl ze in haar beste tijd bijna alles kon verkopen.
Het was natuurlijk mooi praten achteraf, hoewel dat gezegde niet elk opzicht gold. Nadat de meisjes waren verdwenen, had Dave zich nog kortzichtiger over hun verleden getoond dan hij al over hun heden was geweest. Hun probleem, hun vloek, hield hij tegen onbevooroordeelde derden vol, was dat ze gelúkkig waren. Hun leven was perfect en daarom moest alles wel instorten. Zoals Dave het had verteld was Algonquin Lane een waarachtig Eden geweest en was er een onbekende kracht hun leven binnengekronkeld om zijn daden op hen af te schuiven.
Toch hadden de media het geslikt. Mensen waren toen nog niet zo cynisch en er waren minder media geweest. Vandaag de dag had de schok van twee vermiste zusjes de nationale nieuwszenders gedomineerd, een sterk detectiveverhaal voor de gelukkige ouders die wel wisten waar hun kinderen waren. Destijds was de verdwijning van de meisjes een lokaal verhaal geweest dat niet meer dan een terloopse vermelding in een verhaal over vermiste kinderen in Time Magazine had opgeleverd. Meer nationale aandacht had misschien opgeleverd wat Miriam voorzichtig als een oplossing had beschouwd, maar ze dacht dat ze misschien beter af waren geweest zonder. Tegenwoordig zou het waarschijnlijk niet meer dan 72 uur kosten voor een of andere amateurblogger de aard van Miriams ‘alibi’ zou onthullen, om nog maar niet te spreken van de schulden waaronder het gezin gebukt ging. Dertig jaar geleden bewaarde de politie dat soort geheimen nog en betaalde Equitable Trust in stilte hun eerste en tweede hypotheek af. (Kinderen vermist en dood gewaand? Dan verdient u een gratis huis.)
Toch was Daves uitleg – of verhaal, zoals ze nu zouden zeggen – goed voor zijn winkel geweest, om nog maar te zwijgen van haar eigen carrière. Vooral in dat eerste jaar kon Miriam niet uitmaken of haar naam de voornaamste attractie voor de nieuwe klanten was geweest. Halverwege haar verkooppraatje, waarbij ze uitlegde wat ze voor een gemotiveerde verkoper kon betekenen, hoe het bedrijf kon helpen bij de financiering van mogelijke kopers, ving ze dan de blik van een van haar klanten op. Het was meestal de vrouw die haar ernstig opnam. Hoe kun je weer verder met je leven, was de onuitgesproken vraag. Hoe kun je nu níét verder met je leven, was Miriams onuitgesproken antwoord. Wat heb ik voor keus?
Soms wilde ze dat Dave haar zo kon zien, hoe ze werkte in een winkel die veel weghad van die van hem. Hij had de ironie kunnen waarderen: Miriam, die zoveel weerzin tegen De Man met de Blauwe Gitaar had gehad, maar nu hetzelfde inheemse aardewerk verkocht dat Dave aan de middenklasse van Baltimore had geprobeerd op te dringen, lang voordat men klaar was voor dergelijke waren. Maar ze had een baan nodig gehad, en hoewel ze niet veel met de smaak van de eigenaar van de galerie had gekund, had ze hem onmiddellijk gemogen. Joe Fleming was een vrolijke flamboyante homoseksuele man – zolang hij met zijn klanten sprak. Maar Miriam had van begin af aan geweten dat het een act was, een dekmantel voor iets duisters en treurig. Faux Joe, noemde ze het nu. ‘Er komen klanten aan,’ riep ze dan naar hem. ‘Tijd om onze gezichten op te zetten, die uit de potjes bij de deur.’ ‘Ik kom er zo aan, Miss Rigby,’ antwoordde Joe dan, met een overdreven Texaans accent. En hoewel Miriam Joes smaak niet deelde, was ze geweldig in het verkopen van de artikelen die hij inkocht. Haar geheim was dat het haar werkelijk geen donder kon schelen. Bij haar goede lichaamshouding, haar nog altijd geweldige figuur, haar donkere haar onderbroken door hier en daar een stugge zilveren pluk, had ze een gereserveerde, koele manier van doen waarmee ze de meeste winkelaars tot een aankoopmanie wist aan te zetten, alsof ze daarmee haar goedkeuring konden winnen, hun goede smaak konden bewijzen.