Wat de doden weten(2)
Maar zo was het nu weer: ze was alleen en zou gegarandeerd winnen als ze dat wilde, en hoe leeg die overwinning ook was, toch kromp haar maag weer ineen, zich niet bewust van het feit dat het warenhuis allang niet meer bestond, dat alles wat ooit zo vertrouwd was geweest nu anders was. Anders, ja, en ordinairder vooral. Wat het vreedzame Hutzler's was geweest, was nu een goedkope Value City geworden. Daar tegenover, aan de zuidkant van de snelweg, was de Quality Inn getransformeerd tot een van die pakhuizen. Het was vanaf dit uitkijkpunt niet duidelijk te zien of Howard Johnson's, waar het gezin wekelijks gebakken vis had gegeten, nog altijd bij de afslag stond, maar om een of andere reden had ze zo haar twijfels. Bestond Howard Johnson's iiberhaupt nog ergens? Bestond zij zelf nog? Ja en nee.
Wat er daarna gebeurde, ontvouwde zich in enkele seconden. Dat is zo bij alles, als je erover nadenkt. Dat zou ze later tijdens een verhoor zeggen. De IJstijd was een kwestie van seconden; er waren gewoon heel veel seconden. O, ze zorgde wel dat ze mensen voor zich innam als het nodig was, en hoewel haar tactiek nu minder essentieel was om in leven te blijven, was deze gewoonte lastig te doorbreken. Haar ondervragers veinsden irritatie, maar ze merkte dat ze op de meeste van hen het gewenste effect had. Tegen die tijd was haar beschrijving van het ongeluk ademloos levendig, een geoliede machine. Terwijl ze even naar rechts had gekeken, naar het oosten, om alle herkenningspunten uit haar jeugd op te halen, was die oude waarschuwing haar ontschoten: bruggen bevriezen het eerst. Ze had een vreemd gevoel ervaren, bijna alsof het stuur uit haar greep los glipte, maar eigenlijk was de auto het contact met de weg kwijtgeraakt, had zijn grip verloren, hoewel het nog niet was gaan ijzelen en de weg kurkdroog leek. Het was geen ijs maar olie, zou ze later horen, dat daar was achtergebleven bij een vorig ongeluk. Hoe kon je controle bewaren over een laagje olie, onzichtbaar in de schemering van maart, of over de nalatigheid of het halve werk van een team met mensen die ze nog nooit had ontmoet, die ze nooit zou kennen? Ergens in Baltimore zat een man aan het avondeten, zich niet bewust van het feit dat hij iemands leven had verwoest, en ze benijdde hem om die onwetendheid.
Ze greep het stuur vast en ramde op de remmen, maar de auto negeerde haar. De vierkante Sedan gleed naar links, zich bewegend als de wijzer van een ontregelde snelheidsmeter. Ze stuiterde van de Jersey-muur af, tolde rond en slipte naar de andere kant van de snelweg. Heel even leek het alsof ze de enige was die reed, alsof alle andere auto's en hun bestuurders uit eerbied en ontzag waren bevroren. Haar oude Valiant – die naam had een goed voorteken geleken, een herinnering aan Prins Valiant en alles waar hij ooit voor had gestaan in die zondagse strip – bewoog snel en elegant, een danser tussen de stoïcijnse, nuchtere forenzen in de laatste restanten van de spits.
En toen, juist toen ze dacht de Valiant onder controle te hebben, toen de remmen weer grip kregen op het asfalt, voelde ze een zachte bons aan haar rechterkant. Ze had een witte SUV geschampt, en hoewel haar auto veel kleiner was, leek de SUV door de aanraking te wankelen als een olifant die werd geveld door een erwtenschieter. Ze ving een glimp op van een meisje, of dacht dat althans te doen, een gezicht met een blik die niet zozeer angst als wel verbazing uitdrukte over de realisering dat er ieder moment iets tegen je ordelijke leven op kan botsen. Het meisje droeg een skijack en een grote, gruwelijk onflatteuze bril, op onnavolgbare wijze nog onflatteuzer door een paar harige witte oorwarmers. Haar mond was een ronde, rode poort van verwondering. Ze was twaalf, misschien elf, en elf was dezelfde leeftijd waarop… Toen begon de witte SUV aan zijn luie zigzag op de oever af.
Het spijt me, het spijt me, het spijt me, dacht ze. Ze wist dat ze moest afremmen, dat ze moest kijken hoe het ervoor stond met de suv, maar achter haar zwol er een koor van getoeter en piepende remmen aan, een formatie van geluid die haar vooruit stuwde, ondanks haar bezwaren. Dit was niet mijn schuld! Iedereen wist dat suv's makkelijk kantelden. Haar lichte aanraking kon nooit dit dramatische ogende ongeluk hebben veroorzaakt. Trouwens, het was zo'n lange dag geweest en ze was al zo dichtbij. Ze moest eraf bij de volgende afslag, minder dan twee kilometer verderop. Ze wist toch nog in te voegen in het verkeer richting de I-70 en naar het westen te rijden, verder naar haar eindbestemming.
Maar eenmaal op de lange weg naar de I-70, ging ze instinctief rechtsaf in plaats van linksaf, richting het verbodsbord met LOKAAL VERKEER UITGEZONDERD, naar die vreemde, onafgemaakte weg die in haar familie altijd de ‘weg naar het niets’ werd genoemd. Wat hadden ze toch een prachtige richtingaanwijzingen gegeven naar hun huis. ‘Neem de snelweg naar het oosten, totdat hij ophoudt.’ ‘Hoe kan een snelweg nou ophouden?’ En dan vertelde haar vader triomfantelijk het verhaal van de protesten, van de burgers uit heel Baltimore die de handen ineen hadden geslagen om het park en het wild en de toen nog beschaafde boothuizen random de haven te beschermen. Het was een van de weinige successen die haar vader in zijn leven had gekend, hoewel hij maar een kleine rol had gespeeld: de zoveelste handtekening op de petitie, een van de deelnemers in de demonstraties. Hij was nooit gevraagd om bij de openbare bijeenkomsten te spreken, hoezeer hij er ook naar verlangde die rol op zich te nemen.