Hoofdstuk 1
Als een donkere kolos doemde Wolfe Manor op in de verte toen de taxi, waarin Mollie Parker, overmand door vermoeidheid onderuitgezakt tegen haar tas had liggen doezelen, langzaam voor de hekken van het landgoed tot stilstand kwam.
‘Wat nu, luv?’ riep de chauffeur haar over zijn schouder toe. ‘We kunnen niet verder. De hekken zijn dicht.’
‘Echt?’ Mollie wurmde zich met enige moeite overeind en staarde verbaasd naar buiten. ‘Wat vreemd, ze zijn in jaren niet op slot geweest.’ Ze fronste haar voorhoofd. Misschien waren de dorpsjongens weer bezig geweest en hadden ze stenen gegooid naar wat er nog over was van de ruiten van de Manor, of misschien hadden ze uit balorigheid ingebroken en had de politie het nodig gevonden de boel af te sluiten. Ze haalde haar schouders op. ‘Het maakt niet uit,’ zei ze tegen de chauffeur, terwijl ze een paar bankbiljetten uit haar portemonnee tevoorschijn trok. ‘Je kunt me hier afzetten. Ik loop verder wel.’
Het sceptische gezicht van de taxichauffeur sprak boekdelen – in de verste verte was er geen lichtje te bekennen – maar hij borg het geld dat Mollie hem gaf zorgvuldig weg vóór hij haar hielp de bagage uit de taxi te halen. ‘Weet je het zeker, luv?’ vroeg hij bezorgd, en Mollie glimlachte.
‘O ja. Mijn cottage ligt daarachter.’ Ze wees naar de hoge heg die langs het hek liep. ‘Ik kan de weg met mijn ogen dicht vinden.’ Ze had het pad van de tuinmanscottage naar het Manor House vaak gelopen toen Annabelle daar nog woonde. Annabelle kwam zelden buiten de hekken van het landgoed, en Mollie, de onstuimige tuinmansdochter, was een van haar weinige vriendinnen geweest.
Maar Annabelle was al lang geleden vertrokken, net als haar broers. Jacob, de oudste, had de exodus in gang gezet toen hij zijn familie op zijn achttiende de rug toekeerde en daarmee de Manor tot een langzaam verval en onontkoombare verrotting had veroordeeld. Hij was vertrokken zonder ook maar een enkele gedachte te wijden aan wie er mee zou rotten…
Mollie schudde de verbittering haastig van zich af. Nee, zo mocht ze niet denken. Het kwam alleen maar omdat ze zo moe was. De vlucht vanaf Rome had een flink aantal uren vertraging gehad.
Maar toen de taxi wegreed en ze alleen achterbleef in het donker, zonder ook maar het geringste lichtstraaltje van de maan om haar op te vrolijken of bij te lichten, besefte ze heel goed dat het meer was dan alleen vermoeidheid wat haar die oude herinneringen, die oude gevoelens, deed oprakelen. Na zes maanden door Europa te hebben gezworven, zes maanden die ze heel egoïstisch aan zichzelf en haar eigen pleziertjes had besteed, was het moeilijk thuiskomen. Moeilijk, omdat het een eenzame thuiskomst was. Behalve zijzelf had er al heel lang niemand meer op Wolfe Manor gewoond.
En zij bleef hier ook niet lang, hield ze zich ferm voor. Ze zou de laatste spullen van haar vader inpakken en zo snel mogelijk een eigen onderkomen zoeken in het nabijgelegen dorp. Een kleine woning, een waaraan geen herinneringen of gevoelens van spijt kleefden.
Ze dacht aan het schetsboek in haar koffer, dat vol stond met nieuwe landschapsontwerpen, ontstaan uit gedachten die er alleen maar op wachtten om vleugels te krijgen. Of nee, geen vleugels. Wortels. En zij zou ze laten wortelen. Binnenkort. Heel binnenkort…
Ze streek het elegante jasje, dat ze op een markt in Rome had gekocht, glad en trok aan de pijpen van de strakke jeans, waaraan ze nog niet helemaal gewend was. Ook haar knielange laarzen van zacht Italiaans leer voelden nog steeds nieuw en vreemd aan, want meestal droeg ze rubberen kaplaarzen. De kleren maakten samen met het schetsboek vol ideeën allemaal deel uit van haar nieuwe leven, haar nieuwe ik, de Mollie Parker die naar de toekomst keek.
Ze rechtte haar rug, en met een vastberaden glimlach op haar gezicht sleepte ze haar koffers achter zich aan, zich doelbewust een weg zoekend langs de hoge stenen muur die het landhuis van de rest van de wereld scheidde. De hoge heg stond haaks op de muur, en hoewel hij dichtbegroeid en stekelig was, kende ze iedere vierkante centimeter ervan. Sterker nog: ze kende iedere vierkante meter van het Wolfe-landgoed, ook al behoorde niets ervan haar toe. Met het grote huis was ze minder vertrouwd, want Annabelle was liever bij haar in de knusse warmte van de cottage geweest, maar het land eromheen kende ze als haar broekzak. Het voelde alsof het van haar was.
Halverwege de heg was de opening die altijd haar eigen goed bewaarde geheim was gebleven. Niemand, zelfs de altijd nieuwsgierige en onderzoekende dorpsjongens niet, wist van deze verborgen kleine ingang af. Ze glipte er snel doorheen en begon aan de laatste meters naar haar vroegere thuis.
De tuinmanscottage lag verborgen achter alweer een hoge heg, geheel afgescheiden van het grote Manor House. De kleine tuin was in het donker nauwelijks zichtbaar, en Mollie vroeg zich af of hij erg overwoekerd zou zijn. Ze was halverwege de winter weggegaan, toen alles er kaal en grimmig bij had gelegen, maar door de zware rozengeur die nu in de lucht hing, wist ze dat de tuin – haar vaders tuin – opnieuw tot leven was gekomen.