Hoofdstuk 1
‘Dat is leuk!’ Mrs. Hamilton legde de hoorn op de haak en keek glimlachend naar Daisy. ‘Matt komt met Kerstmis thuis!’
Daisy had gehoopt dat het telefoontje voor haar was. Haar moeder was naar haar zuster, die nu elk ogenblik haar eerste baby kon krijgen. Ze had geen moment verwacht dat Matt naar huis zou komen.
Toch had ze daar in het geheim op gehoopt, al vanaf het moment waarop Patti was gestorven. Wanneer Matt thuiskwam, zou haar hele wereld veranderen.
Haar hart bonsde van opwinding. ‘O, ja?’ verzuchtte ze ademloos, met moeite een vreugdekreet onderdrukkend. ‘Dat is geweldig! Voor hoelang?’
‘Dat heeft hij niet gezegd. Blijkbaar wil hij, voor hij teruggaat naar Amerika, eerst nog enkele maanden in Londen blijven, om toezicht te houden op de verkoop van een paar huizen.’
In Londen? Daisy voelde een rilling over haar ruggengraat lopen. Als Matt in Londen werkte, was hij maar een paar uur per auto bij haar vandaan. Dan zou ze toch zeker vaak de kans krijgen om hem te zien?
‘Natuurlijk brengt hij Sophie mee,’ vervolgde Mrs. Hamilton. ‘We zullen dus ergens een kinderbedje vandaan moeten halen.’
‘O, jee, ik heb helemaal geen kerstcadeautjes voor hen gekocht,’ zei Daisy geschrokken. ‘Wanneer komt hij?’
‘Morgenmiddag.’
‘Dan al?’ Typisch iets voor Matt, de man van de snelle acties.
‘Je kent Matt,’ zei zijn moeder. ‘Wanneer hij eenmaal een besluit heeft genomen, zet hij er vaart achter. Het vliegtuig uit New York landt morgenmiddag op Heathrow. Hij heeft al een auto gehuurd, en hij komt rechtstreeks hiernaar toe.’
‘Klonk hij erg… overstuur?’ vroeg Daisy aarzelend.
Mrs. Hamilton schudde nadrukkelijk haar hoofd. ‘Nee. Het is heel eigenaardig, maar hij was heel gewoon. De oude Matt.’
Uiterlijk deed hij zich dus niet voor als een bedroefde weduwnaar, dacht Daisy. Maar was Matt er niet altijd goed in geweest om zijn gevoelens te verbergen? Je wist nooit echt wat er in hem omging achter dat knappe uiterlijk met die pientere, grijze ogen en die koele, raadselachtige glimlach. Daisy had een van zijn talloze vriendinnen eens bitter tegen hem horen klagen: ‘Je bent niets anders dan een machine, Matt Hamilton. Een mooie, gevoelloze machine!’ Jaloers had Daisy zijn zachte, spottende lachje opgevangen en zijn gefluisterde antwoord, en toen het daarna stil was geworden, had ze geweten dat die ‘gevoelloze machine’ zijn bereidwillige slachtoffer kuste tot ze zich aan hem overgaf.
‘Hij moet zich ellendig voelen,’ zei Daisy langzaam, ‘maar ik neem aan dat hij zich heel flink zal houden. Hij is tenslotte altijd flink geweest. Het moet het allerergste zijn wat een man kan overkomen, dat zijn vrouw sterft en hij met de baby achterblijft.’
‘Het moet afschuwelijk zijn geweest,’ beaamde Mrs. Hamilton. ‘Ik wou maar dat hij zijn verdriet met ons had gedeeld, in plaats van met Sophie in New York te blijven. Dat doet echter niets af aan het feit dat ik altijd heb gevonden dat het wel een erg overhaast huwelijk was.’
Daisy keek haar met open mond aan. ‘Meent u dat werkelijk? Welke man zou nu niet getrouwd willen zijn met een vrouw als Patti Page? Een internationale rockzangeres die er uitziet als een fotomodel, is toch wel iets bijzonders,’ liet ze erop volgen. Er klonk onwillige bewondering door in haar stem bij de herinnering aan Matts opvallend knappe vrouw.
‘Daar moeten we dan maar dankbaar voor zijn,’ zei Mrs. Hamilton droogjes. Ze was nog steeds gepikeerd omdat haar enige zoon haar niet voor zijn huwelijk had uitgenodigd.
Opeens kwam er een afschuwelijke gedachte bij Daisy op. ‘Mrs. Hamilton,’ zei ze langzaam. ‘U gaat het hem toch zeker niet vertellen?’
‘Wat zou ik hem kunnen vertellen?’
Daisy kreeg een kleur. ‘Dat weet u heel goed.’
‘Dat je zo dom bent geweest om van school af te gaan voor je eindexamen, waardoor je een prachtige toekomst als wiskundige hebt laten schieten? Is dat wat ik hem niet mag vertellen, Daisy?’
Daisy werd zo mogelijk nog roder. ‘Eh… ja,’ zei ze, voor haar doen ongewoon aarzelend. ‘U weet hoe Matt kan reageren.’
‘Ja, dat weet ik maar al te goed. Maar Matt kennende, verwacht ik dat hij er toch wel achter komt, of je dat nu wilt of niet.’
Vastberaden stak Daisy haar tamelijk vierkante kin omhoog. Haar haren vielen als een gordijn van goudbruine zijde tot ver op haar rug. ‘Dan moeten we ervoor zorgen dat hij er niet achter komt. Zal ik nu zijn kamer in orde gaan maken?’
Mrs. Hamilton lachte haar vriendelijk toe. ‘Zou je dat willen doen, kind? Ik denk dat hij het beste in de blauwe kamer kan logeren.’
De gevreesde blauwe kamer. Daisy klemde haar tanden op elkaar bij de gedachte aan die ochtend, nu anderhalf jaar geleden, waarop ze een schaars geklede Patti Page uit de blauwe kamer had zien sluipen – de kamer waar Matt sliep. Haar haren hadden in de war gezeten, en haar gezicht had de uitdrukking vertoond van een zelfvoldane, verzadigde kat. Daisy was dan wel een onschuldig kind geweest, maar je hoefde geen professor te zijn om te beseffen wat Patti en Matt daar hadden uitgespookt.