Reading Online Novel

Verbroken(19)



                 Met een trieste glimlach op zijn gezicht keek hij haar aan. Eddie had van Jeffrey gehouden alsof hij zijn zoon was. Telkens als Sara hem sprak, drukte het verlies dubbel zo zwaar op haar.

                ‘Weet je,’ zei hij, ‘je wordt al net zo mooi als je moeder.’

                Het compliment deed haar wangen gloeien. ‘Ik heb je gemist, pa.’

                Hij pakte haar hand, drukte een kus op de binnenkant en bracht hem toen naar zijn hart. ‘Ken je die mop van die twee kaarsen?’

                Ze lachte. ‘Nee. Vertel op.’

                ‘Zegt de een tegen de ander: “Zullen we samen uitgaan?”’

                Sara schudde haar hoofd. ‘Pa, die is echt flauw.’

                De telefoon ging en het ouderwetse gerinkel vulde het huis. Er waren twee telefoons in huize Linton: een in de keuken en een boven in de ouderslaapkamer. Toen ze nog thuis woonden, mochten Sara en Tessa alleen het toestel in de keuken gebruiken, en inmiddels was het snoer zo uitgerekt van alle keren dat de hoorn was meegenomen naar de voorraadkast, naar buiten of naar welk plekje ook maar de schijn van privacy bood, dat er geen krul meer in zat.

                ‘Sara!’ riep Cathy. ‘Julie voor je aan de telefoon.’

                Eddie klopte op haar arm. ‘Ga maar.’

                Ze liep de gang door naar de keuken, die zo mooi was geworden dat ze stokstijf bleef staan. ‘Krijg nou wat.’

                ‘Wacht maar tot je het zwembad ziet,’ zei Tessa.

                Sara streek met haar hand over het nieuwe kookeiland. ‘Dit is marmer.’ Vroeger was het interieur van de Lintonkeuken een bonte verzameling geweest van oranje tegeltjes en kastjes van noestig grenen, alsof hij rechtstreeks uit de Brady Bunch afkomstig was. Toen ze zich omdraaide zag ze de nieuwe koelkast. ‘Is dat een Sub-Zero?’

                ‘Sara.’ Cathy stak haar de telefoon toe, het enige apparaat in de keuken dat niet was vernieuwd.

                Met een verbijsterde blik op Tessa drukte ze de hoorn tegen haar oor. ‘Hallo?’

                ‘Dokter Linton?’

                ‘Daar spreek je mee.’ Vol verbazing over de antieke glaspanelen trok ze het deurtje van de kersenhouten kast open. Aan de andere kant van de lijn bleef het stil. ‘Hallo?’ herhaalde ze. ‘Met dokter Linton.’

                ‘Sorry, mevrouw. U spreekt met Julie Smith. Ken u me horen?’

                Kennelijk belde ze met een mobiel en was de verbinding slecht. Wat het er ook niet beter op maakte was dat ze bijna fluisterend sprak. De naam zei Sara niets, maar naar het nasale accent te oordelen kwam Julie uit een van de armere wijken van de stad. ‘Wat kan ik voor je doen?’

                ‘Sorry. Ik bel vanaf me werk en ik moet zachtjes doen.’

                Er verscheen een rimpel in Sara’s voorhoofd. ‘Ik versta je goed, hoor. Waarmee kan ik je helpen?’

                ‘Ik weet dat u me niet ken en sorry dat ik u zomaar bel, maar u heb een patiënt gehad die Tommy Braham heet. Ken u Tommy nog?’

                Sara liep in gedachten alle Tommy’s na die ze kende. Er kwam geen gezicht boven, maar wel een bepaald karakter. Hij was een van die kinderen die telkens weer op het spreekuur verschenen met de gebruikelijke klachten: een kraal in de neus, een watermeloenpit in het oor, vage buikpijn op belangrijke schooldagen. Wat nog het meest opviel was dat zijn vader altijd met hem op het spreekuur verscheen in plaats van zijn moeder, hoogst ongebruikelijk in Sara’s praktijk.