Verbroken(117)
‘Hadden jullie een huiszoekingsbevel?’
Dat had hij al eerder gevraagd. Ze gaf hem hetzelfde antwoord. ‘Nee. We kwamen niet met de bedoeling om het huis te doorzoeken.’
Ze wachtte op zijn volgende vraag, maar Will zweeg. Lena vroeg zich af of het waar was wat ze hem had verteld. Ook als Tommy niet in Allisons kamer was geweest, zouden ze een manier hebben gevonden om de garage binnen te komen. Gordon Braham was niet thuis. Frank kennende zou hij het slot hebben geforceerd en Allisons kamer hoe dan ook zijn binnengegaan. Hij zou gezegd hebben dat je beter om vergeving dan om toestemming kon vragen, of iets in die trant. Niemand zou iets zeggen van een simpele inbraak als het ging om de moord op een studente van de hogeschool.
‘Hebben jullie een buurtonderzoek gehouden?’ vroeg Will.
Lena parkeerde de auto voor het huis van de Brahams. ‘Dat hebben de agenten van de patrouilledienst gedaan. Iedereen heeft hetzelfde gezien.’
‘En hoe is het precies gegaan?’
‘Brad werd neergestoken.’
‘Vertel het eens vanaf het begin. Jullie kwam aangereden...’
Ze probeerde adem te halen. Haar longen vulden zich slechts tot de helft. ‘We liepen naar de garage...’
‘Nee,’ onderbrak hij haar. ‘Ga eens terug naar het begin. Jullie reden naar het huis. En toen?’
‘Brad was er al.’ Ze verzweeg de roze paraplu en Franks woede-uitbarsting.
‘Jullie stapten uit?’ drong Will aan. Hij dwong haar om alles in detail door te nemen.
Ze opende het portier. Trage, dikke regendruppels spatten op haar gezicht. Will was inmiddels ook uitgestapt. ‘De regen was afgenomen,’ zei ze. ‘Het zicht was goed.’ Ze liep de oprit op. Will liep naast haar met zijn koffertje in zijn hand. Toen ze boven aan de heuvel was, zag ze dat de garage met geel politielint was afgezet. Dan was Frank de vorige avond teruggekomen. Of misschien had hij er een patrouillewagen op afgestuurd om de plek te markeren en de indruk te wekken dat ze dit serieus aanpakten. Ze had geen zicht meer op wat hij deed of waarom hij het deed.
Will opende zijn koffertje en haalde er een papier uit. ‘Het huiszoekingsbevel kwam binnen toen u uw jas aantrok.’
Hij gaf het document aan Lena. Ze zag dat het was afgegeven door een rechter in Atlanta.
‘En toen?’ vroeg hij. ‘Ik neem aan dat de garagedeur dichtzat toen jullie naderden.’
Ze knikte. ‘We stonden hier ongeveer, met z’n drieën. Er brandde geen licht. Er stonden geen auto’s op de oprit of op straat.’ Ze wees naar de scooter. Modder zat vastgekoekt aan de kunststof spatborden. ‘Het slot en de ketting zagen er hetzelfde uit.’ Lena bekeek de scooter nog eens goed, blij met de troep die aan de banden kleefde. Tommy had ermee naar het bos kunnen rijden. Er zouden geen sporen meer te vinden zijn, maar de modder aan de wielen zou dezelfde zijn als de modder bij het meer.
‘Rechercheur?’
Lena draaide zich om. Ze had zijn vraag niet gehoord.
‘Hebt u bij de voordeur van het huis aangeklopt?’
Ze wierp een blik op het huis. Ook nu brandde er geen licht. Bij de deur lag een bosje bloemen. ‘Nee.’
Will boog zich voorover en trok de metalen garagedeur open. Die rolde omhoog met een oorverdovend geratel dat de halve buurt moest hebben gehoord. Lena zag het bed, de tafel, de papieren en tijdschriften die overal verspreid lagen. Bij de ingang, waar Frank was gevallen, lag een plas bloed met een vliesje ijs erop. De snee in zijn arm was blijkbaar dieper dan ze had gedacht. Een dergelijke wond kon onmogelijk met een briefopener zijn toegebracht. Had hij zichzelf gestoken?