Tess Gerritsen(81)
Jane keek naar Frost. ‘Hoor je dat, Frost?’
‘Rechercheur Parris,’ zei Frost, ‘door wie precies wordt u… bedreigd?’
‘Ik hoor het al. U gelooft me niet. Nou, u komt er gauw genoeg achter. Luister goed naar wat ik zeg: wees op je hoede, kijk over je schouder. Waar je ook bent, let op de mensen in je omgeving. Vroeg of laat zul je een gezicht zien dat je bekend voorkomt. De man in het café. Het meisje op het vliegveld. En dan staat er ’s avonds opeens een onbekende bestelauto in je straat. En die blijft daar de hele nacht staan.’
Frost wierp een snelle blik op Jane. Het ontging Parris niet.
‘Ik weet dat jullie denken dat ik geschift ben.’ Hij haalde zijn schouders op en pakte zijn glas. ‘Blijf wroeten en je zult zien dat er vanzelf van alles uit de modder tevoorschijn komt.’
‘Wat bedoelt u?’ vroeg Jane.
‘Jullie hebben de slapende honden waarschijnlijk al wakker gemaakt door hierheen te komen en vragen te stellen.’
‘Over Neil of over Olivia?’
‘Olivia heeft er niks mee te maken. Die was gewoon op het verkeerde moment op de verkeerde plek.’ Parris trok de aandacht van de serveerster en wees naar zijn lege glas. ‘Nog eentje, alsjeblieft,’ riep hij.
‘Denkt u dat het iets te maken had met zijn werk?’ vroeg Frost.
‘Als je zeker weet dat er geen sprake was van jaloerse minnaars, boze buren en inhalige familieleden, blijft alleen de werkplek over.’
‘U weet wat zijn onderzoek bij NASA behelsde?’ vroeg Frost.
Parris knikte. ‘Buitenaards leven. Men zegt dat hij en zijn maatje Brian Temple dachten dat ze er bewijs van hadden gevonden, ook al is niemand bij NASA bereid dat te bevestigen.’
‘Omdat ze het stil willen houden?’ vroeg Frost. ‘Of omdat het niet waar is?’
Parris leunde naar voren. Hij was een beetje rood aangelopen van de martini’s. ‘Als je het bij het verkeerde eind hebt, blaast niemand je vliegtuig op. Pas als je gelijk hebt, wordt het gevaarlijk. En ik heb het gevoel…’ Hij zweeg opeens, zijn blik gericht op iets achter Jane. Ze wilde zich omdraaien, maar hij fluisterde: ‘Niet kijken.’
‘Wat is er?’
‘De man met de bril, wit overhemd, spijkerbroek. Twee tafels achter u. Ik geloof dat ik hem twee uur geleden bij een parkeerplaats langs de snelweg heb gezien.’
Jane liet haar servet vallen, bukte zich om het op te rapen en zag de man in kwestie, maar precies op dat moment ging een vrouw met een kleuter bij hem aan tafel zitten.
‘Tenzij ze kinderen van drie als spion inhuren,’ zei ze terwijl ze weer overeind kwam, ‘denk ik niet dat we ons zorgen hoeven te maken over de man met de bril.’
‘Oké,’ zei Parris. ‘Dit keer had ik het mis, maar er zijn andere dingen.’
‘Bestelauto’s voor je deur,’ zei Jane op een neutrale toon.
Hij keek een beetje stuurs. ‘Ik weet hoe het klinkt. In het begin wilde ik er zelf ook niet aan. Ik bleef zoeken naar logische verklaringen, maar elke keer gebeurde er weer iets vreemds. Voicemails die spoorloos verdwenen. Spullen op mijn bureau die opeens op een andere plek lagen, dossiers die wegraakten. Dat heeft maanden geduurd.’
‘En is dat nu nog steeds zo?’
Parris zweeg toen de serveerster zijn derde martini kwam brengen. Hij staarde naar het glas alsof hij zich afvroeg of het wel verstandig was nog meer alcohol aan zijn bloedstroom toe te voegen. Uiteindelijk pakte hij het glas toch maar op. ‘Nee. Aan al die vreemde verschijnselen kwam een eind rond dezelfde tijd dat de zaak als een nachtkaars uitging. De overheidsinstanties waar we mee samenwerkten – NTSB, FBI – zeiden dat hun onderzoek in een impasse was geraakt, maar ik denk dat ze andere prioriteiten hadden. Daarna was het weer rustig. De bestelauto’s verdwenen en mijn leven werd weer normaal. Tot ik een paar weken geleden van de politie van New Hampshire hoorde dat de boerderij van de Temples met semtex was opgeblazen.’ Hij pauzeerde een ogenblik. ‘En nu zijn jullie hier en verwacht ik elk moment die bestelauto’s weer te zien.’
‘Hebt u enig idee wie daarin zit?’
‘Dat wil ik helemaal niet weten.’ Hij leunde achterover. ‘Ik ben vierenzestig. Ik had twee jaar geleden met pensioen gekund, maar ik heb het geld nodig omdat ik mijn dochter financieel moet bijstaan. Dit is mijn baan, niet mijn leven, als u begrijpt wat ik bedoel.’
‘Het probleem is,’ zei Jane, ‘dat er misschien andere levens op het spel staan. Het leven van de zoon van Neil en Olivia, om maar iemand te noemen.’
‘Onzin. Waarom zouden ze een jongen van veertien willen vermoorden?’
‘Waarom zouden ze twee andere kinderen willen vermoorden?’