Reading Online Novel

Storm op komst(87)



Toen kronkelde langzaam de staart van een slang uit het zicht. Paolo jammerde zacht. Het werd weer stil.

‘Ik wil geen onheilsbode zijn,’ zei Charlie, ‘maar dat leek verdacht veel op een zwarte mamba.’

‘Een zwarte mamba?’ fluisterde Paolo. ‘Dat is niet best, hè?’

‘Een van de dodelijkste schepsels op aarde,’ bevestigde Nathan. ‘In één beet kan er wel vierhonderd milligram gif vrijkomen. Binnen twintig minuten ben je dood. Als hij je niet eerst heeft gewurgd.’

‘En hij is lang,’ voegde Charlie eraan toe. ‘Vijf meter. Dat is bijna drie van jullie achter elkaar.

Paolo zag lijkbleek, maar hij zei niets. Jake bleef de ruimte afzoeken naar een teken van zijn ouders.

‘Het “zwart” verwijst natuurlijk niet naar de kleur van hun huid,’ vervolgde Charlie, ‘maar naar de inktzwarte binnenkant van hun muil.’

‘Die naar verluidt zwarter is dan een zwart gat.’ Nathan trok zijn wenkbrauwen op.

‘Oké, oké, genoeg!’ beet Paolo hen toe. ‘We weten niet zeker wat het is, dus de les is voorbij!’

‘Niet helemaal...’ Charlie had iets anders gezien. De kop van nog een afschuwelijke slang was in de lichtkring verschenen. Hij hield even stil en kronkelde toen langzaam naar de andere kant. Vol afgrijzen sperden de jongens tegelijkertijd hun ogen open: hij was vijf meter lang, mínstens.

‘Dan zal dat een zwarte mamba zijn,’ merkte Nathan op.

‘Met al zijn zwarte mambavriendjes,’ voegde Charlie er huiverend aan toe.

‘Vooruit, we gaan,’ zei Jake. Hij slikte zijn angst weg en stapte op de eerste tree van een trap die tot aan hun kamer liep. Maar zijn voet verdween in het luchtledige. Hij verloor zijn evenwicht en viel voorover. In een flits greep Nathan hem beet en trok hem omhoog.

‘Die trappen zijn gezichtsbedrog. Allemaal. Het is een breinbreker, een truc met spiegels.’

Hij demonstreerde het door een steentje op de ‘trap’ voor hen te gooien. Het viel regelrecht in de afgrond onder hen.

‘Maar hoe weten we dan welke kant we uit moeten?’ vroeg Paolo wanhopig.

‘Spiegels kunnen je misleiden, maar de zwaartekracht niet,’ zei Charlie. Hij schepte een handvol gruis op en gooide het het labyrint in. Tot hun verbazing bleef het liggen op een trap die ogenschijnlijk volkomen de verkeerde kant uit ging. Ze konden het nauwelijks geloven, maar het bewijs lag voor hen. Charlie deed een stap naar voren. Het leek alsof hij in het niets zou stappen, maar hij had vaste grond onder zijn voet.

‘Zie je wel? Eigenlijk heel simpel,’ zei hij, maar stiekem slaakte hij een zucht van opluchting. ‘Neem allemaal wat gruis mee en kom achter mij aan.’

Jake, Nathan en Paolo vulden hun zakken met gruis en volgden hem behoedzaam. Charlie ging voorop, Nathan liep achter Jake en hield zijn schouder vast om zijn gewonde been te ontzien. Een jammerende Paolo sloot de gelederen.

Voorzichtig daalden ze af naar een overloop onder aan de eerste trap en bleven staan. Er liepen drie trappen drie verschillende kanten uit. Charlie gooide weer wat gruis om de juiste richting te bepalen: een veel smallere trap die tot boven in het labyrint liep.

Terwijl de vier agenten de trap beklommen kregen ze een steeds beter zicht op wat zich onder hen bevond. Het was een grote, ongelijkmatige ruimte vol schemerige rotsformaties, waartussen ze een huiveringwekkende, golvende beweging zagen.

Langzaam zochten ze hun weg: trappen op en af, vooruit en op hun schreden terugkerend en weer verder. Ondertussen bleef Jake om zich heen kijken naar sporen. Na twintig lange, zenuwslopende minuten ontdekte Nathan een kleine rechthoek licht.

‘Kijk!’ Hij wees omhoog naar een doorgang boven aan de wenteltrap voor hen.

Paolo’s gezicht klaarde op. ‘Dat is hem!’ hijgde hij. ‘Dat is de uitgang!’ Hij perste zich langs de anderen heen en holde de trap op.

‘Wacht! Kom terug!’ blafte Nathan. ‘Het is misschien een valstrik.’

‘Nee, ik zie de lucht! Ik kan echt de lucht zien,’ riep Paolo, terwijl hij op het licht af holde. ‘Het is ons gelukt, het is ons gelukt!’ Hij rende zo hard dat hij niet merkte dat een van de treden onder zijn gewicht bewoog.

Het zette een kettingreactie in werking in het mechanisme onder het trappenlabyrint.

Paolo was nog maar vier treden van de bovenkant verwijderd toen de trap begon te hellen. Krakend ging hij steeds schuiner hangen, totdat Paolo met een ijselijke gil zijn evenwicht verloor. De andere drie keken machteloos toe hoe hij omlaag viel en in een stofwolk op de grond onder hen neerstortte.

Paolo verloor een moment het bewustzijn. Toen hij weer bijkwam ging zijn mond open om te schreeuwen, maar er kwam geen geluid uit. Hij keek recht in de dode ogen van kapitein Von Bliecke. Naast het hoofd lag de half opgegeten onderarm van de kapitein, nog met zijn zwaard in zijn gehandschoende hand. Zijn benen waren nergens meer te bekennen. Paolo schreeuwde het weer geluidloos uit.