Slaven van de Klau(20)
Plof - plof - over de trap. Perrin pakte de schoen bij de neus vast, hield hem van zich af, zwaaide hem omhoog en liet hem hard neerkomen op zijn slaap.
Perrin kwam bij. Hij strompelde naar de muur, bleef ertegen hangen om niet te vallen. Na een poosje vond hij op de tast zijn kooi en ging erop zitten.
Buiten was het nog steeds donker. Kreunend keek hij door het raam naar de lucht. De vijf manen stonden laag in het westen. Poidel lag al een stuk voor terwijl Liad achter was geraakt.
Morgenavond zouden de manen los van elkaar opkomen.
Morgenavond was er geen vloed die jammerend aan het plat likte.
Morgenavond zouden de manen geen hunkerende gedaanten uit het stromende donker oproepen.
Nog elf weken voordat de aflossing kwam. Voorzichtig voelde Perrin aan zijn slaap... Het was een flinke buil.
Op kosmische blaren
Al wandelend over het Caffronstrand tijdens het vochtige blauwgroene schemeruur van de planeet Azuur, vond Magnus Ridolph plotsklaps een dreigend kijkende man met een ontzagwekkend uiterlijk tegenover zich - hij was heel lang, heel breed, en had wenkbrauwen als donderwolken en een mond- en kaakpartij als een ertspletter.
'Ben jij Magnus Ridolph?' De man sprak op agressieve toon en het leek wel of hij ruzie zocht.
Magnus Ridolph vroeg zich af welke van zijn schuldeisers zo onheus was om hem helemaal tot hier op het rustige blauwe zand naast de Veridische Zee te achtervolgen. Ongelukkig genoeg kon hij de man nu niet meer uit de weg gaan.
Magnus Ridolph zei oprecht: 'Die ben ik.'
De ruwe edelsteenogen van de nijdige man boorden zich in de lichtblauwe kijkers van Magnus Ridolph. 'Ik heb gehoord dat jij detective bent.'
Magnus Ridolph tuitte zijn lippen bedachtzaam en raakte even zijn keurige witte sik aan. 'Ach, sommige mensen zouden die benaming inderdaad kunnen gebruiken. In het algemeen stel ik mijzelf voor als-'
De nijdige man staarde naar het inktzwarte water. 'Dat kan me niet schelen. John Southern heeft je aanbevolen.'
'Ah, ja.' Magnus Ridolph knikte. 'Ik herinner mij hem. De zaak van de beelden in de harem van de koning van Maherlon.'
De lelijke trek om de mond van de man werd nog heviger. 'Je bent helemaal niet wat ik verwachtte.'
'Intelligentie, vindingrijkheid, begrip van de wereld zijn geen sieraden waar men mee pronkt als met een cravate,' merkte Magnus Ridolph op.
'Kletsen en kleppen kun je vast wel, maar kun je ook wat klaar bakken als het moeilijk wordt? Dat moet ik weten.'
Nu zeker dat de man, onaangenaam als hij was, geen rekeningloper was, antwoordde Magnus Ridolph minzaam: 'Dat hangt van de omstandigheden af.'
De grote man begon ietwat verachtelijk te kijken.
Magnus Ridolph zei vlot: 'In die omstandigheden is een gevoel van sympathie voor de cliƫnt begrepen. Tot dusver heeft u zo'n gevoel nog niet weten op te wekken.'
De grote man grijnsde. 'Als ik sympathie nodig heb, wek ik die op door een cheque uit te schrijven. Ik ben Howard Thifer. Ik zit in de zware metalen.'
Magnus Ridolph knikte. 'Ik heb uw naam wel eens horen noemen.'
'Waarschijnlijk als een lichtzinnige vrijbuiter en een financiƫle rotzooitrapper.'
'Ik meen dat de term "gewetenloze schurk" gebezigd werd,' zei Ridolph.
Thifer gebaarde ongeduldig met een onderarm ter grootte van een opgerolde deurmat. 'Laat maar zitten. Het gepiep van aangebrande speenvarkens! Ik zit met iets fantastisch. Iets waartegen ik niet kan vechten. Het kost me geld en ik moet ervan af.'
'Vertelt u me uw probleem eens.'
Thifer liet Ridolph baden in de volle gloed van zijn roodbruine ogen. 'Dit is vertrouwelijk, snap je dat? Als er iets van uitlekt, dan komen we allebei in de knel. Gesnopen?'
Magnus Ridolph haalde zijn schouders op en wandelde weg over het lichtblauwe strand. 'Ik merk dat uw voorstel mij niet boeit.'
Een hand als een berenklauw landde op zijn schouder. Gebelgd draaide Ridolph zich op zijn hakken om. 'Handen thuis, meneer!'
Thifer zei met een wellustige gemene grijns: 'In Hostal de Groene Leeuw zitten twee deurwaarders op je te wachten. Ze hebben een veelvoudige aanklacht tegen jou bij zich.'
Magnus Ridolph kauwde op zijn lip. 'Die verwenste dierentuin,' mompelde hij. Tegen de grote man zei hij: 'Meneer Thifer, waaruit bestaat uw probleem en hoeveel kunt u betalen?'
'Allereerst,' zei Thifer, 'waarschuw ik je dat als je deze klus aanneemt, je een goeie kans maakt om erin te blijven. Sterker nog, je overleeft het beslist niet als je niet beter bent dan de vorige twintig onderzoekers. Zie je, ik ben heel eerlijk met je. Heb je nog belangstelling?'
Magnus Ridolph zei: 'Als mijn dood een noodzakelijke voorwaarde is voor het oplossen van het mysterie, dan vrees ik dat mijn honorarium ook buitensporig hoog zou moeten zijn.'
Thifer zei: 'Nou, zo zit 't. Ik heb een planeet.'
'In toto?'
'Ja,' zei Thifer ruw. 'Heel Jexjeka is van mij. Ik ben - nogal rijk.'
Magnus Ridolph zuchtte. 'Ik niet. Mijn dierentuin is geen succes. Hij heeft mij een fortuin gekost.'