Slaven van de Klau(117)
'Ga dan terug en begin de milieumachines te installeren, net zoveel als de groep er nodig heeft. Breng er dan ook een paar hier en schakel ze in; dan hoeven we de grot niet meer uit om eten te halen zodat we niet bang hoeven te zijn voor de Klau jagers.'
Big vertrok. Barch keek hem na. Hij zei tegen het meisje:
Tedere keer als ze samen zijn, beginnen ze allemaal door elkaar te kwekken. Snappen ze er dan zelf nog iets van?'
Het vonkje dat haar een ogenblik had bezield, was alweer verdwenen. Ze zei op de gevoelloze toon waar hij al aan gewend was: 'Ze spreken en luisteren tegelijkertijd.'
'Wat? Alle twaalf tegelijk?'
'Ja.'
'Mf,' zei Barch. 'Wat bijzonder.'
Ze keek hem schuins aan. Voor hem was haar uitdrukking zoals meestal ondoorgrondelijk. 'Daarnet vergeleek je het intellect van de Lenape in ongunstige zin met dat van de Lekthwanees.'
Hij keek verrast op. Het klonk net of ze op haar tenen was getrapt. 'Ik bewonderde de techniek van de Lenape, niet hun oorspronkelijkheid. Ik heb een keer een hond zien koorddansen met een paraplu tussen zijn tanden. Dat vond ik ook heel bijzonder.'
Komeitk Lelianr ging er niet op in. Barch vervolgde peinzend: 'Ik snap maar niet hoe er ooit één Lenape heeft weten te ontsnappen.'
'Daar was de situatie heel anders. Jij beoordeelt ze vanuit het perspectief van je eigen cultuur, vanuit je eigen ervaring - dat is een eng standpunt. Vissen kunnen op het droge niet zwemmen. Dit milieu, hier in de bergen, geeft jou de ruimte om jouw vermogens te ontplooien. In andere situaties zou het je minder goed kunnen vergaan. De twaalf Lenape die ontkwamen, voerden buitengewoon subtiele wiskundige vergelijkingen in de kweektanks in. Zij weerden zich goed; zij manipuleerden ideeën en mechanismen die ze begrepen. De Lenape hier bevinden zich niet in die situatie.'
Barch verwerkte het standje en besloot er maar niets meer over te zeggen.
'Misschien heb je wel gelijk. Nu gaan we aan het werk. Waar halen we lasspullen vandaan? En dekplaten?'
Komeitk Lelianr draaide zich naar de lokator. 'Vroeg of laat doden ze je.'
'Dat zal best. Iedere keer dat ik naar buiten ga, heb ik een kans van twee op de drie om het er levend af te brengen, wat niet zo slecht is. Maar op een keer gaat het fout... Natuurlijk werken bepaalde dingen in ons voordeel. Er is zo ontzaglijk veel verkeer in de lucht dat ze niet alles kunnen bewaken.'
'Maar het Brein weet het.'
'Ja,' zei Barch. 'Het Brein.' Hij keek berekenend naar het instrument. 'Zou het Brein daarin te vinden zijn?'
'Misschien.'
'Zou jij dat kunnen?'
Ze zei onverschillig: 'Ik zal het proberen.' Tick kwam schuchter binnen. 'Tick,' riep Barch. 'Kom 's hier.'
Tick sloop lusteloos naar de tafel.
Barch keek in zijn lange, gele gezicht. 'Wat heb jij?'
'Ik voel de druk van de dood. Ik bespeur de geur van mijn eind. Als ik mijn lotsamulet weer bezat, zou ik veilig zijn wanneer alles in vuur en ellende vergaat.'
'Vanuit het ene gezichtspunt - ja,' zei Barch langzaam. 'Maar de amulet moet minstens even goed werken wanneer ik hem heb als wanneer jij hem hebt. Ga nu zitten en vertel me waar we het best lasapparatuur kunnen gappen.'
21
Het regende in Palkwarkz Ztvo. Het water kwam neer in lappen en stralen zo grijs als een gedeprimeerde bui en onttrok de schemering aan het oog. De zwarte bergwand verwaasde en smolt als bruine suiker; zwarte bladeren klapperden en hingen te druipen.
Barch, Tick en Kerbol waren een uur tevoren vertrokken met het vlot. De Lenape zaten op een kluit om de verste tafel, waar ze opgewonden mompelden, met fladderende vingertjes op het tafelblad trommelden en zich af en toe over berekeningen op een vel papier bogen. Lkandeli Szet, de musicus met de droevige ogen, zat gekleed in zijn geborduurde zwart met groene kaftan klaaglijke vibraties aan zijn snarendoos te ontlokken. Naast hem hurkten de Calbyssiniërs die ijle orgeltonen op hun vingers bliezen. Chevrr, de Splang met het gezicht als een bijl, zat zo dicht als hij kon bij het vuur en repareerde een scheur in zijn beenbeschermer. Het licht wierp beweeglijke zwarte plekken op zijn diep gesneden gezicht. Platbek lag naakt op de bank terwijl zijn vrouwen zijn rug masseerden; boven zijn hoofd werd lusteloos een dobbelspel gespeeld. Alleen Pedratz toonde zich opgewonden, en dat kwam doordat hij voortekenen las in het vallen van de dobbelstenen.
Komeitk Lelianr kwam stil de zaal in. Ze liep naar de ingang, passeerde de S-vormige tunnel en ging naar de regen staan kijken. De duisternis was totaal; het enige wat ze zag was de sissende regen.
Ze hoorde een voetstap achter zich; harde handen grepen haar beet en drukten haar tegen het zand. Dat zou Moranko wel zijn, die de afgelopen twee dagen al opdringerig deed. Ze bedaarde, omdat ze zich bedacht dat het minder moeite kostte om zich te onderwerpen dan om zich te verzetten. Toen werd ze overvallen door een nieuwe gedachte en ze rolde zich op tot een bal en kronkelde weg van de gloeiende handen van de jongen. Ze kroop door de gang met Moranko achter zich aan. Hij graaide naar haar enkels. Een scherpe rand schramde haar zij. Met een zucht van pijn wankelde ze overeind en liep de laatste bocht voor de hal om.