Schaduwland(39)
Hij kijkt me nieuwsgierig aan met zijn indringende groene ogen. Ik krab over mijn arm en haal mijn schouders op. Die theorie ken ik niet, maar ik vraag me wel af of het ook geldt voor mij en Damen. Wordt dat het jaar waarin we naar Schaduwland verdwijnen? Of zijn we gedwongen rond te dwalen over een verlaten planeet als de allerlaatste overlevenden? Hangt het van ons af om de wereld opnieuw te bevolken? Hoe ironisch zou dat zijn, aangezien we elkaar niet eens kunnen aanraken zonder het risico dat Damen dood neervalt...
Ik wil er niet te lang over nadenken, anders blijft het in mijn gedachten rondspoken. Bovendien kwam ik hier met een goede reden en ik ben nog niet klaar.
‘Hoe heb je haar dan wel leren kennen? Als je al niet echt bevriend bent?’
‘Via Ava,’ antwoord ik, hoe akelig het ook is om haar naam hardop te zeggen.
Hij rolt met zijn ogen, mompelt iets wat ik niet kan verstaan en schudt zijn hoofd.
‘Dus je kent Ava?’ Ik kijk hem aan en laat mijn blik dit keer wel over zijn gezicht, nek en schouders glijden, naar zijn gladde, gebruinde borst en langzaam verder omlaag naar zijn navel voor ik me dwing de andere kant op te kijken.
‘Ja, die ken ik wel.’ Hij duwt de paarse doos opzij en kijkt me aan. ‘Van de ene op de andere dag is ze zomaar verdwenen. Opgegaan in rook, voor zover ik weet.’
Je weet nog niet de helft van hoe dat gegaan is, denk ik bij mezelf terwijl ik zijn gezichtsuitdrukking in me opneem.
‘Ik heb haar thuis geprobeerd te bereiken, haar mobieltje gebeld. Niks. Uiteindelijk ben ik maar langsgereden om te kijken of alles in orde was. De lichten brandden, dus het is duidelijk dat ze me ontloopt.’ Hij schudt zijn hoofd. ‘Ze heeft me achtergelaten met een hoop kwade cliënten die nog een reading te goed hebben. Wie had ooit gedacht dat ze zo onbetrouwbaar zou blijken?’
Tja, wie had dat ooit gedacht? Vooral niet het meisje dat stom genoeg was om Ava haar diepste, donkerste geheimen toe te vertrouwen, die zij maar al te graag en gretig aanhoorde...
‘Ik heb nog steeds niemand gevonden die goed genoeg is om haar te vervangen, trouwens. En laat ik je verzekeren dat het onmogelijk is om zowel readings te geven als de winkel te runnen. Daarom ben ik net ook even naar buiten gegaan.’ Hij haalt zijn schouders op. ‘De golven riepen me en ik kon wel een pauze gebruiken. Ik zal de deur wel open hebben laten staan...’
Hij kijkt me aan met sprankelende, grote ogen. Ik heb geen idee of hij echt gelooft dat hij de deur openliet of dat hij me van iets verdenkt. Maar als ik een kijkje wil nemen in zijn gedachten om daarachter te komen, bots ik tegen een schild waarmee hij die afschermt van mensen als ik. Het enige wat overblijft, is de prachtig paarse aura die me nog niet eerder was opgevallen. De kleur golft en glimt en de aura lijkt zich naar mij uit te strekken.
‘Tot nu toe heb ik wel een stapeltje aanmeldingen, maar van een stelletje amateurs. Al ben ik zo wanhopig mijn weekenden weer voor mezelf te hebben dat ik zo langzamerhand wel een naam uit de hoge hoed wil trekken. Dan zie ik wel wat ervan komt.’ Hij schudt zijn hoofd en de betoverende kuiltjes verschijnen weer in zijn wangen.
Een deel van mij kan niet geloven wat ik nu ga doen, maar het andere deel, dat praktischer ingesteld is, moedigt me juist aan. Het is de perfecte kans en ik moet hem grijpen zolang het kan.
‘Misschien kan ik je helpen?’ Ik houd mijn adem in, wachtend op een reactie. Maar ik zie alleen een stel half dichtgeknepen ogen en twee omkrullende mondhoeken. ‘Nee, echt. En je hoeft me er niet eens voor te betalen!’
Hij knijpt zijn ogen nog verder toe, waardoor de mooie, groene kleur nauwelijks meer zichtbaar is.
‘Wat ik bedoel is dat je me helemaal niet zo heel veel hoeft te betalen,’ verbeter ik mezelf vlug. Ik wil ook weer niet overkomen als een wanhopige freak die haar talenten gratis aanbiedt. ‘Ik ben bereid voor het minimumloon te werken... Maar alleen omdat ik zo goed ben dat ik van de fooi alleen al rond kan komen,’ voeg ik er vlug aan toe.
‘Dus je bent helderziend?’ Hij slaat zijn armen over elkaar en kantelt zijn hoofd naar achteren. Nu kijkt hij me vol ongeloof aan.
Ik probeer niet te wriemelen en rechtop te staan, zodat ik professioneel en volwassen overkom. Als iemand op wie hij kan rekenen om de winkel te runnen. ‘Yep.’ Ik knik en doe mijn best niet te huiveren. Ik ben er tenslotte nog niet aan gewend zo openlijk over mijn gaven te praten, vooral niet tegen een vreemde. ‘Ik weet bepaalde dingen... de informatie komt automatisch bij me binnen, zeg maar. Ik kan het niet goed uitleggen.’
Hij kijkt me aarzelend aan, kijkt nog eens naar de lege ruimte rechts van mij en vraagt dan: ‘Wat ben je dan precies?’
Ik haal mijn schouders op en merk dat mijn vingers met de rits van mijn hoody spelen, hem op en neer, op en neer ritsen. Geen flauw idee wat hij daarmee bedoelt.