Reading Online Novel

Schaduwland(34)



‘We zijn niet van gisteren,’ merkt Rayne ongeduldig op. ‘We zijn niet achterlijk. Zomerland gaat ook met de tijd mee, hoor. Er komen aan de lopende band nieuwe mensen die voorwerpen en dingen manifesteren waaraan zij gehecht zijn. Alles wat ze niet kunnen loslaten.’

Dat bedoel ik dus niet. Verre van. Het gaat me er niet om dat we nu auto’s hebben in plaats van paard-en-wagens of trendy boetiekjes in plaats van naaisters die alles met de hand doen. Het gaat mij erom dat ze moeten passen in deze moderne tijd. Ze moeten opgaan in deze eeuw, niet zo opvallen als nu! Ik kijk nog eens naar hun kaarsrechte pony’s die met een scheermesje gesneden moeten zijn. Hun grote, donkere ogen en extreem lichte huid. Een make-over voor de eenentwintigste eeuw is veel meer dan een nieuw uniform. Dat wordt nog een hele operatie.

‘Riley heeft ons heus wel voorbereid,’ zegt Romy, waarop Rayne reageert met een luid gekreun. Mijn aandacht is weer bij haar. ‘Zij heeft een internaat laten verschijnen en ons overgehaald ons in te schrijven. Vandaar deze uniforms. Zij heeft ons dingen geleerd over de wereld van nu, en ook een moderner taalgebruik. Ze wilde juist dat we teruggingen naar de gewone wereld en deed haar best ons voor te bereiden. Deels omdat ze wilde dat wij op jou zouden letten, maar ook omdat ze het stom vond dat we onze tienerjaren hadden overgeslagen.’

Als versteend blijf ik zitten. Nu pas begrijp ik waarom Riley hen zo interessant vond. Dat had niets te maken met mij, maar veel meer met haarzelf. ‘Hoe oud zijn jullie eigenlijk?’ fluister ik, kijkend naar Romy. ‘Ik bedoel, hoe oud waren jullie toen jullie in Zomerland terechtkwamen?’ Want sinds die tijd zijn ze geen dag ouder geworden, natuurlijk.

‘Dertien,’ zegt Romy met gefronste wenkbrauwen. ‘Hoezo?’

Ik sluit mijn ogen en schud mijn hoofd. Ik moet mijn lachen inhouden. Ik wist het wel!

Riley heeft er altijd van gedroomd dertien te zijn – een heuse, officiële tiener die net geen brugklasser meer is, maar een belangrijke leeftijd bereikt heeft. Toen ze op haar twaalfde stierf, koos ze ervoor op aarde te blijven hangen. Op die manier kon ze indirect, via mij, toch nog haar tienerjaren beleven. Dus het verbaast me niets dat ze Romy en Rayne probeerde over te halen terug te gaan de wereld in. Ze wilde niet dat iemand anders zou overslaan wat zij heeft moeten missen.

Als Clara die wilskracht kon vinden en Riley die hoop, beiden in situaties die zo afschrikwekkend en hopeloos waren, dan moet Roman toch geen al te groot probleem vormen voor mij.

Ik kijk naar de meisjes en realiseer me dat ze hier niet alleen kunnen blijven. Ik kan ze ook niet meenemen naar Sabines huis. Maar er is wel iemand die hen kan helpen, al is hij misschien niet meteen enthousiast...

‘Pak je spullen, we gaan,’ zeg ik terwijl ik naar de deur loop. ‘Ik zal jullie je nieuwe thuis laten zien.’





Dertien

Zodra we buiten staan, bedenk ik dat het handig is om een auto te hebben. Het gaat me voornamelijk om snelheid, niet om comfort – vooral als ik zie hoe de tweeling elkaar stevig vasthoudt en behoedzaam, zo niet bijna angstig, om zich heen kijkt. Dus manifesteer ik een wagen die ons snel naar onze bestemming brengt. Romy moet maar op Raynes schoot gaan zitten en ik kruip achter het stuur. Met het gaspedaal ingedrukt stuur ik ons behendig door de kleine straatjes. De meisjes plakken bijna met hun gezicht tegen het raam en staren naar alles wat voorbijkomt.

‘Hebben jullie al die tijd alleen maar binnen gezeten?’ Ik werp een blik in hun richting, verbaasd om iemand op die manier te zien reageren op de omgeving van Laguna Beach.

Ze knikken, maar blijven naar buiten staren. Ze worden een beetje onrustig als ik naar het hek rijd, vooral wanneer de bewaker in zijn uniform hen eens goed bekijkt voor hij ons binnenlaat.

‘Waar breng je ons naartoe?’ Rayne kijkt me wantrouwend aan. ‘Wat is dat met die bewaker en die hekken? Dit is toch geen gevangenis, hè?’

Ik rijd de heuvel op. ‘Hebben jullie geen bewaakte woonwijken in Zomerland?’ Ik heb ze daar zelf nooit gezien, maar ik woon er ook niet al driehonderd jaar.

Ze schudden hun hoofd. Aan hun grote ogen te zien, voelen ze zich niet op hun gemak.

‘Maak je maar geen zorgen.’ Ik draai Damens straat in en zijn oprit op. ‘Het is geen gevangenis, daar zijn die hekken niet voor. Die zijn meer bedoeld om mensen buiten te houden, niet binnen.’

‘Waarom zou je mensen buiten willen houden?’ vragen de twee meisjes in koor met hetzelfde kinderlijke stemmetje.

Hoe moet ik dat uitleggen? Ik ben zo ook niet opgevoed, bij ons thuis waren alle huizen altijd toegankelijk voor iedereen. ‘Volgens mij is het de bedoeling dat de bewoners...’ Het liefst had ik gezegd ‘zich veilig voelen’, maar dat is het ook niet helemaal. ‘In elk geval,’ zeg ik hoofdschuddend. ‘Als jullie hier willen wonen, moet je er maar aan wennen. In deze buurt is het nu eenmaal zo.’