Reading Online Novel

Politie(161)



‘Heb je niet gehoord dat de bijeenkomst van vandaag is uitgesteld? Er is een nieuw lijk gevonden. Van een meisje.’

‘Jawel, dat weet ik. Het was erg, begreep ik.’

Bjørn knikte langzaam. Hij wees naar de telefoon. ‘Ik moet nu haar vader bellen.’

‘Daar zie je natuurlijk tegen op.’

‘Uiteraard.’

‘Je vraagt je af waarom de vader op deze manier moet worden gestraft. Waarom hij haar twee keer moet verliezen, waarom één keer niet genoeg is.’

‘Zoiets.’

‘De kwestie is, Bjørn, dat de moordenaar zichzelf ziet als de goddelijke wreker.’

‘Is dat zo?’ zei Bjørn en hij keek de psycholoog met een lege blik aan.

‘Ken je het Bijbelcitaat niet? “Een naijverig God en een wreker is de Here, een wreker is de Here en vol van grimmigheid; een wreker is de Here voor zijn tegenstanders, en toornen blijft Hij tegen zijn vijanden.”1 Het is weliswaar een oude vertaling, maar snap je wat ik bedoel?’

‘Ik ben een simpele jongen uit Østre Toten die wel belijdenis heeft gedaan maar…’

‘Ik heb erover nagedacht en daarom ben ik hiernaartoe gekomen.’ Ståle leunde voorover op zijn stoel. ‘De moordenaar is een wreker en Harry heeft gelijk, hij moordt uit liefde, niet uit haat, of uit sadistisch genoegen of om gewin. Iemand heeft de persoon afgepakt van wie hij hield en nu pakt hij van de slachtoffers af waar ze zelf het meest van houden. Dat kan hun leven zijn. Of degene van wie ze het meest houden: hun kind.’

Bjørn knikte. ‘Roar Midtstuen zou graag het leven dat hij nu leidt willen geven als zijn dochter maar weer terugkwam.’

‘Dus waar we naar op zoek moeten, is iemand die een geliefde heeft verloren. Een liefdeswreker. Want dat…’ Ståle Aune balde zijn rechterhand, ‘… dat is het enige motief dat sterk genoeg is, Bjørn. Snap je?’

Bjørn knikte. ‘Ik geloof het wel. Maar ik moet nu Midtstuen bellen.’

‘Doe dat, ik ga de kamer uit zodat je dat in alle rust kunt doen.’

Bjørn wachtte tot Ståle buiten was, toetste toen het nummer in waarnaar hij zo lang had zitten kijken dat hij het gevoel had dat het op zijn netvlies was gebrand. Hij haalde diep adem terwijl hij telde hoe vaak de telefoon overging. Hij vroeg zich af hoe lang hij hem moest laten overgaan voor hij kon ophangen.

Ineens hoorde hij de stem van zijn collega.

‘Bjørn, ben jij het?’

‘Ja, dus mijn telefoonnummer staat in jouw lijst?’

‘Ja, uiteraard.’

‘Juist. Nou. Er is dus iets wat ik je moet vertellen.’

Stilte.

Bjørn slikte. ‘Het gaat om je dochter, ze…’

‘Bjørn,’ onderbrak de stem hem scherp. ‘Voor je verdergaat. Ik weet niet waar het om gaat, maar ik kan aan je horen dat het iets ernstigs is. En ik verdraag geen berichten meer over Fia via de telefoon, dat ging toen ook precies zo. Niemand durfde me in mijn ogen te kijken, iedereen belde. Kennelijk makkelijker. Maar zou je alsjeblieft hierheen willen komen? Me willen aankijken als je het vertelt? Bjørn?’

‘Maar natuurlijk,’ zei Bjørn Holm verbaasd. Hij had Roar Midtstuen nog nooit zo open en eerlijk over zijn problemen horen praten. ‘Waar ben je?’

‘Het is vandaag precies negen maanden geleden, dus ik ben op weg naar de plek waar ze is gestorven. Om bloemen te leggen, na te denken.’

‘Zeg maar waar het is, dan kom ik direct.’



Katrine Bratt gaf het vinden van een parkeerplaats op. Het vinden van het telefoonnummer en het adres was makkelijker geweest, gewoon via internet. Maar nadat ze al een aantal keren had gebeld en er niet werd opgenomen en ze ook geen antwoordapparaat had kunnen inspreken, had ze een auto geregeld en was ze naar de Industrigate in Majorstua gereden. Een straat met eenrichtingsverkeer, een winkel met mediterrane producten, een paar galerieën, minstens één restaurant, een lijstenmaker, maar geen vrije parkeerplaatsen dus.

Katrine nam een besluit, zette de voorwielen van de auto op het trottoir, twee meter van de bocht, deed de motor uit, zette een bordje voor de ruit waaruit bleek dat ze van de politie was, maar waarvan ze wist dat het geen indruk maakte op de bonnen schrijvende verkeerspolitie. Volgens Harry stonden de agenten van de verkeerspolitie tussen de beschaving en de totale chaos in.

Ze liep dezelfde weg terug als ze was gekomen, in de richting van de Bogstadvei met zijn gestylede shoppinghysterie. Ze bleef staan voor een appartementengebouw in de Josefinesgate waar ze tijdens haar studententijd aan de politieacademie twee keer was geweest. Na een feest. Zogenaamd om alleen nog wat te drinken. Beslist niet alleen om nog wat te drinken. Niet dat ze er iets op tegen had gehad. Het politiedistrict Oslo was eigenaar van dit appartementencomplex en verhuurde eenvoudige flats aan studenten aan de politieacademie. Katrine vond de naam waarnaar ze zocht op het paneel met intercombellen, ze drukte erop en wachtte terwijl ze naar de eenvoudige gevel van het gebouw met vier verdiepingen keek. Drukte opnieuw. Wachtte.