Outside in(50)
‘Oké, ik zal iedereen op afstand houden.’
‘Dank je.’ Ik plofte op het bed neer, kroop onder de dekens en dempte mijn gesnik. Als ik wakker was, zou ik naar Anne-Jade gaan en haar alles over de rellen vertellen.
Helaas was ze me voor.
Wakker geschrokken uit een diepe slaap staarde ik met dikke ogen naar Anne-Jade. Mijn brein was helemaal wazig en haar woorden drongen niet tot me door. Ik wreef over mijn gezicht in een poging me te concentreren. Mijn wang klopte pijnlijk.
‘Hoor je me?’ vroeg ze. Ze greep mijn arm beet en rukte me uit bed. ‘Begrijp je wel dat je echt flink in de nesten zit?’
Ik stond te zwaaien op mijn benen, maar rechtte snel mijn rug toen ik haar twee luitenants achter haar zag staan. ‘Ik –’
‘Geen smoesjes, Trella. De Commissie heeft me opgedragen je te arresteren.’
Klaarwakker nu zei ik: ‘Maar –’
‘Je hebt de kans gehad om alles uit te leggen, daarstraks in de afvalverwerkingscentrale, maar je koos ervoor te vluchten.’
‘Ik –’
‘Vluchten doe je als je schuldig bent. Ik heb geen keus. Yuri, boei haar.’ Anne-Jade stapte opzij, zodat haar luitenant erbij kon.
Ik kon geen kant op. De snelheid waarmee Yuri een handboei om mijn linkerpols klikte, me omdraaide en de andere om mijn rechterpols vastmaakte was bewonderenswaardig. Nu mijn armen op mijn rug vast zaten, begon mijn pijnlijke schouder te protesteren.
‘Anne-Jade, die boeien zijn echt niet nodig,’ zei ik.
‘Dat ben ik niet met je eens. Lopen.’
Ze greep me bij mijn arm en duwde me voor zich uit alsof ik tegenstribbelde. Met een luitenant voor ons en een achter ons marcheerden we mijn kamer uit. Lamont was in de zitkamer. De klok gaf aan dat het uur drie was.
‘Je had tenminste kunnen wachten met Anne-Jade oproepen tot ik wat meer had geslapen,’ bromde ik tegen Lamont.
‘Zo dom zijn we nou ook weer niet, Trell,’ zei Anne-Jade. ‘Niemand heeft ons opgeroepen. Je was nogal makkelijk te vinden.’
Dat was waar. Als ik had geweten dat Anne-Jade me zou komen arresteren was ik in de buizen gaan slapen. Want ze was wel eens in de voorraadkamer geweest en ook in Domotors schuilplaats. Dat was toen ik haar nog kon vertrouwen. Ik moest een nieuwe schuilplek zoeken. Het beeld van het bobbelmonster boven in de Expansie kwam in me op. Daar zou zeker niemand me vinden.
Onze kleine optocht ging de lift in en zoefde omhoog naar niveau vier. Toen de deuren open gleden, kwam een afschuwelijke gedachte bij me op. Ik verzette me toen Anne-Jade aan me trok.
‘Wat?’ vroeg ze.
‘Ik hoef toch niet naar de cellen?’ Ik kon de paniek in mijn stem niet verhullen. Alleen al bij de gedachte dat ik daar met Karla en Vinco zou zijn, al was het in aparte cellen, brak het angstzweet me uit.
‘Dat ligt aan jou. De Commissie wil je een aantal vragen stellen. Als je weigert mee te werken, sturen ze je naar de cel om over je beslissing na te denken.’
We liepen voorbij Anne-Jades kantoor en gingen door de hoofdgang naar Kwadraat G4. Binnen had eerder nooit zo groot geleken, maar nu ik geboeid was en iedereen die we passeerden naar me staarde, ineens wel. Het leek uren te duren voor we eindelijk bij de vergaderruimte naast de Controlekamer waren.
Mijn opluchting omdat ik niet langer aan het publiek was blootgesteld verdween op slag toen ik de negentienkoppige Commissie zag zitten. Ze zaten rond de lange ovalen vergadertafel. Domotors rolstoel stond aan het ene uiteinde. Ik speurde de gezichten af en maakte een snelle berekening. Vijf leden knikten me bemoedigend toe, twaalf mensen keken in min of meerdere mate boos, van licht geërgerd tot behoorlijk pissig, één persoon vermeed mijn blik – Rileys vader – en één persoon hield zijn gezicht neutraal – Jacy.
Anne-Jade duwde me naar de lege stoel aan het andere uiteinde van de tafel. Ik ging op het randje zitten, aangezien mijn handen nog steeds geboeid waren. Ze kwam achter me staan alsof ik zou proberen te ontsnappen of iemand aan te vallen. Ik had erom gelachen als er niet zo’n onmiskenbare spanning in de kamer hing. Alle leden hadden diepe groeven en donkere kringen van vermoeidheid op hun gezicht. Jacy was de enige die onpeilbaar bleef, en dat maakte me nog het allerbangst.
Domotor nam de leiding. Het was een goed teken dat hij een van de bemoedigende knikkers was geweest. De microfoons lagen boven op het zakje op tafel. Ook waren er nu computers – elk lid had een kleine monitor voor zich staan.
Domotor begon me vragen te stellen over de rellen.
Ik was eerlijk, tot op zekere hoogte. Ik gaf toe dat ik de microfoons had geplaatst en improviseerde een beetje toen me werd gevraagd waarom. ‘Ik hoopte dat ik een gesprek tussen de saboteurs zou opvangen.’ Wat op zich waar was.