Reading Online Novel

Nachtvlucht(25)



Er kleefde een grasspriet aan Nicks onderlip en alsof ik nooit anders had gedaan, haalde ik hem weg. We staarden elkaar aan.

Nick zei: ‘Die jongens, en niet te vergeten meiden, vertrouwen ons niet. In hun ogen is de politie de vijand. Geef ze eens ongelijk. Wij pakken ze op als ze weer rotzooi trappen. Ze gaan ons echt niks vertellen. We hebben een onafhankelijk persoon nodig, iemand die in hun ogen onpartijdig is, of nog beter: aan hun kant staat… Jullie hebben het voor elkaar gekregen dat ze een eigen honk kregen. Misschien bereik jij meer dan wij. Ik denk dat ze tegen jou opener zullen zijn.’

‘Tegen Marijn misschien. Haar kennen ze beter,’ wierp ik tegen.

‘Het is niet eens zo slecht dat je ze helemaal niet kent. Jij hebt nog een open blik.’

‘Hoeveel argumenten heb je nog?’ informeerde ik. ‘Straks ga je nog zeggen dat ik de enige ben die met ze kan praten.’

‘Ik heb met je baas gesproken,’ negeerde Nick mijn opmerking. ‘Zij steunt je.’

Natuurlijk steunde Bernadette me. Als ik dit verprutste, was het verdomd gemakkelijk me de laan uit te sturen, aangezien ik een tijdelijk contract had. ‘Ben je achter mijn rug om naar Bernadette gegaan?’

Nick bestudeerde de grassprieten aan zijn voeten alsof zich daar een belangrijke voetbalwedstrijd afspeelde.

‘Je wist dat ik zou weigeren, of niet? Of althans zou opperen dat ik het eerst met Bernadette wilde bespreken.’ Mijn stem klonk onnatuurlijk hoog en ik haalde een paar keer diep adem. ‘Je bent me tien stappen voor en hebt me zo de wind uit de zeilen genomen,’ zei ik half lacherig, half serieus. Ik wist niet of ik bewondering moest hebben voor zijn daadkracht of boos moest worden om zoveel voortvarendheid. En er was nog iets anders. Ergens had ik het gevoel dat hij niet helemaal eerlijk tegen me was.

‘Nou?’ drong Nick aan.

‘Ik zal met ze gaan praten, maar je moet me één ding beloven.’

‘Alles. Zeg het maar,’ zei hij. Het was gemakkelijk beloftes te doen wanneer de overwinning net was behaald.

‘Van tevoren wil ik de afspraken op papier zetten. Als ik geen resultaat boek, wil ik er niet op afgerekend worden,’ formuleerde ik voorzichtig.

‘Waar ben je bang voor?’ vroeg Nick, en daarmee legde hij de vinger op de zere plek.

Even vroeg ik me af of ik niet paranoïde reageerde. ‘Spelletjes.’ Het afgelopen jaar was de jeugdzorg veelvuldig negatief in het nieuws geweest. Een maand geleden nog had een moeder haar driejarige dochtertje om het leven gebracht. Het meisje werd aangetroffen in de kofferbak van haar moeders vriend. Het gezin kreeg al intensieve hulp van onder andere jeugdzorg. De politiek, de pers, het publiek – allemaal waren ze over de jeugdzorg heen gevallen en verweten de instantie dat ze faalde.

‘Het doet me denken aan de strategie die bedrijven toepassen wanneer ze mensen moeten ontslaan. Ze stellen een interim-manager aan die een flinke bonus krijgt om de bezem door het bedrijf te halen. En daarna stapt hij weer op. Daarmee wordt alles de schuld van “die indringer” en niet die van het bedrijf zelf.’

‘Dus je wilt een flinke bonus?’ klonk het.

Sissend liet ik mijn ingehouden adem ontsnappen. ‘Als het maar niet een kwestie is van schuld afschuiven. Dan is het niet de politie die de boel verkloot, maar heeft jeugdzorg weer gefaald,’ antwoordde ik. ‘Ik meen het, Nick,’ drong ik aan toen hij niet reageerde.

‘Waar zie je me voor aan?’

Ongemerkt had ik de bloemenketting vernield. Zorgvuldig legde ik hem weer in een cirkel op het gras neer.

‘Ik wil het gewoon duidelijk hebben, dat is alles,’ omzeilde ik zijn vraag. Zijn mond verstrakte. Een grote wolk dreef voor de zon. Ik huiverde en wreef over mijn blote armen, die een beetje rood zagen.

Nick keek op zijn horloge.

‘Ik moet terug naar het bureau,’ zei hij zakelijk.

Ik vroeg me af of ik hem kwaad had gemaakt, maar het kon me niet schelen. Het was bijna een triomfantelijk gevoel. Ik was het zat om het mannen naar de zin te maken, omdat ze last hadden van hun ego.

‘Nog één ding,’ zei ik.

‘En dat is?’

‘Michiel. En Lian. Ik ben hun tante. Dat wordt lastig.’

‘We vinden wel een manier,’ zei hij geruststellend.

Ik liet me door hem overeind trekken. Boven aan de trap vroeg ik: ‘Wanneer kan ik Rons kamer bekijken?’

‘Wanneer je wilt.’

We spraken af dat ik de volgende dag zou komen.

Onder aan de dijk fietste een man. Om de tien seconden keek hij achterom naar zijn vrouw, die moeite had vooruit te komen. Het gepiep van handremmen klonk. De man stapte af. Het ging hem kennelijk niet snel genoeg, want hij maakte met zijn hand een ‘kom op’-beweging. Hij zette een bidon aan zijn lippen en nam een paar slokken. Boven zijn hoofd stak ik mijn tong naar hem uit. ‘Laat haar,’ wilde ik roepen. ‘Laat haar haar eigen tempo bepalen. Of help haar, in plaats van het arme mens te commanderen.’ Toen de vrouw naast hem stilhield, stapte hij weer op en fietste weg. Er zat voor zijn vrouw niets anders op dan hem te volgen. Als ik haar was, zou ik gewoon blijven staan. Of de andere kant op fietsen. Ik ademde diep in, tot er geen zuurstof meer in mijn longen leek te passen. Ergens was ik blij dat ik er nu achter was gekomen dat het niet werkte tussen Ben en mij, in plaats van over twintig jaar, wanneer ik de leeftijd van deze vrouw had en het te laat was om opnieuw te beginnen.