Nacht in Parijs
Nacht van zaterdag op zondag
Elektronische arpeggio’s doorsneden de stilte. Op de tast reikte Chantal naar het nachtkastje. Waarom had ze in godsnaam haar mobiel meegenomen naar de slaapkamer? Terwijl haar duim twijfelde tussen het groene en rode knopje, leken de irritante muziekloopjes steeds luider te worden.
‘Allô?’
‘Chantal…?’
Aan de andere kant van de lijn was een vrouwenstem te horen.
‘Oui?’
‘Chantal…?’ De vrouw leek te huilen. ‘Ben jij dat?’
Het duurde even voor Chantal zich realiseerde dat de vrouw Nederlands had gesproken. ‘Ja?’ schakelde ze onmiddellijk om. ‘Met wie spreek ik?’
‘Met Naomi.’
‘Naomi?’
‘Naomi Eggers.’
Ze knipte het licht aan en leunde tegen de kussens. Terwijl Poes haar vanaf het voeteneind van het bed een verstoorde blik toewierp, doorliep Chantal in gedachten haar adressenbestand. De enige Naomi die ze kon bedenken, was iemand met wie ze meer dan tien jaar geleden in Utrecht had gestudeerd. ‘Toch niet van de School voor Journalistiek?’
‘Ja.’
Mijn god, natuurlijk. Chantal zag haar meteen voor zich. Naomi Eggers. Blond, zo blond dat het bijna pijn aan de ogen deed. Het mooiste meisje van de klas, nee, van de hele school. Zodra Naomi ergens haar opwachting maakte, begonnen mannen zich te gedragen als opgewonden reuen. Ze wilde bij de televisie. Een eigen talkshow, nationale bekendheid.
‘Chantal… je moet me helpen.’
Het klonk als typisch Naomi. Chantal herinnerde zich een meisje dat het volstrekt normaal vond dat er altijd mensen – meestal mannen – klaarstonden om te helpen.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ze na een korte aarzeling.
‘Ik geloof dat hij dood is.’
Ze zat rechtop, klaarwakker. ‘Wie is dood?’
‘Een man.’ Naomi maakte piepgeluiden alsof ze hyperventileerde. ‘In een groot wit huis.’
‘Heb je iemand vermoord?’
‘Néé!’
Op de achtergrond was verkeer te horen.
‘Waar ben je?’ vroeg Chantal.
‘In Parijs.’
‘Wáár in Parijs?’
‘Ik weet het niet.’ Het piepen ging over in huilen.
‘En waar staat dat witte huis?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Heb je een adres, een straat?’
‘Toen ik zag dat hij dood was, ben ik meteen weggerend.’
‘Dus je hebt geen alarmnummer gebeld?’
‘Wat voor alarmnummer?’
Chantal zuchtte wanhopig. ‘Politie, ambulance. Heb je helemaal niemand gewaarschuwd?’
‘Eh… nee.’
‘En in dat huis waar die man ligt… is daar misschien iemand die kan helpen of kan kijken of die man echt dood is.’
‘Hij is dóód!’
Na Naomi’s jankuithaal zwollen de verkeersgeluiden weer aan. Autobanden zoevend over het asfalt.
‘Waar ben je nu?’ probeerde Chantal opnieuw. ‘Zie je ergens een straatnaambord of een bekend gebouw?’
‘Aan de overkant is een hotel.’
‘Ja…?’
‘Hotel Lexia.’
De naam deed geen belletje rinkelen. ‘Denk je dat je dat witte huis kunt terugvinden?’
‘Nee!’
Er viel een stilte.
De laatste keer dat ze Naomi had gezien, had móéten zien, was bij de diploma-uitreiking geweest. Het vooruitzicht om haar studiegenootje zoveel jaar later weer te ontmoeten was weinig aanlokkelijk. Aan de andere kant: ergens lag een dode man, als hij écht dood was. Misschien viel er nog een leven te redden. Maar niet met een hysterische Naomi aan de andere kant van de lijn.
‘Heb je geld bij je?’ vroeg Chantal.
‘Ja.’
‘Neem een taxi en kom naar mij toe. Ik woon in de rue Pavée.’ Ze spelde de straatnaam en gaf het huisnummer. ‘Kun je dat herhalen?’
Naomi slaagde erin het adres zonder fouten te herhalen.
‘Het is in het vierde,’ zei Chantal.
‘Het vierde?’
‘Het vierde arrondissement.’ Trut. ‘Heb je dat?’
Poes had het bed inmiddels verlaten, op zoek naar een rustiger heenkomen.
De avond tevoren
Gele gordijnen, een oranje vloerkleed en een knalrode L-vormige bank die uitkeek op het dakterras. Behalve de krabsporen van Poes op de armleuning van de bank, zag de woonkamer er precies uit zoals Chantal zich had voorgesteld. Modern, licht, opgewekt. Net zoals de rest van het appartement. De keuken, de badkamer, de twee slaapkamers. Bij oma was het altijd donker geweest. Nauwelijks lampen aan, de gordijnen vaak halfgesloten, de openslaande deuren naar het dakterras altijd dicht. Na de dood van opa was oma verhuisd naar de rue Pavée. Een nieuwe woning, zonder herinneringen, en met een lift waardoor ze eindelijk van die ellendige trappen af was. Ze liet haar boodschappen bezorgen, pedicure en kapster kwamen aan huis. Ze zat in haar fauteuil bij het raam, rookte haar sigaretten, luisterde naar de radio of herlas Dumas, Hugo en andere favoriete auteurs, en wachtte op wat ging komen.