Reading Online Novel

Krijgsraad(41)



De marcherende voeten passeren de celdeur. Een eindje verderop in de gang horen ze een afgebeten commando. De voetstappen keren terug. Een, twee, drie – halt! Precies tegenover cel 109 blijven ze staan.

Er is iets mis. De vierde schaduw is duidelijk zichtbaar.

De gevangenen staren ernaar, graaien naar de schaduw alsof hij de laatste strohalm van een drenkeling is. Na elf uur komen ze geen mensen meer ophalen. Dat is nog nooit voorgekomen. Waarom zou het dan vandaag wél gebeuren!

Sla klok, in Godsnaam, sla! Schenk ons nog een dag om te leven! Het leven is maar zo kort, één enkele dag meer is een wonderbaarlijk geschenk, zelfs in deze helse gevangenis.

De sleutel rinkelt. Het geluid dat wordt veroorzaakt als hij in het slot wordt gestoken is zenuwslopend. Het is het geluid dat een bewaker kan maken die verzot is op zijn werk.

Vlak voordat de deur openzwaait galmen er elf slagen uit de torenklok van de kazerne. De sleutel wordt teruggetrokken uit het slot: de voorschriften verbieden executies na elf uur.

Afgebeten commando's schallen door de gevangenis.

'Schouder ge-weerrrr! Links-om! Voorwaarts, mars! Een, twee, drie, vier.' De marcherende voetstappen verwijderen zich en verdwijnen uit de gang.

'Jezus Christus, Lieve Heer!' hijgt de scheikundige uit zijn hoek. 'Ik had nooit geloofd dat een mens zulke dingen kon doormaken zonder zijn verstand te verliezen. Hebben ze dan helemaal geen medelijden met ons?'

'In Duitsland bestaat geen medelijden,' lacht de generaal sarcastisch. 'Maar in elk geval kunnen we van één ding zeker zijn. Tussen acht en elf uur morgen zal een van ons worden opgehaald.'

'Wie?' vraagt de luitenant met trillende stem.

'Als u een zeer moedig man bent kunt u op het luikje bonzen en ernaar vragen,' glimlacht de generaal. 'Maar ík kan u verzekeren dat u, als u het toevallig mocht zijn, niet zonder hulp naar die executieplaats zult kunnen lopen!'

'De lafhartige duivels,' fluistert de luitenant woest.

'Duivels?' De generaal stoot een spottend lachje uit. 'En u hebt nog wel de militaire academie bezocht! M'n beste jongeman, het zijn net zo min duivels als u en ik. Alleen maar het produkt van de militaire "opvoeding" in Das Dritte Reich. Wees nou eens eerlijk! Was u geen bewonderaar van het systeem, totdat u kennis maakte met de Duitse krijgsraad?'

De luitenant buigt het hoofd en is het in stilte met generaal Wagner eens. Hij had evengoed een van de bewakingsofficieren hier kunnen zijn. In plaats daarvan was hij door een gril van het noodlot een ter dood veroordeelde gevangene.

Eerste luitenant Wisling kijkt naar generaal Wagner. Is die man van ijzer? Ongetwijfeld was hij degene die ze morgenochtend zouden komen halen. Hij heeft de normale tijdslimiet voor het dragen van deze rode overall al ruimschoots overschreden en moet zich daarvan bewust zijn.

'In 1934 heb ik voor de laatste maal deelgenomen aan de scherpschutterswedstrijd in de Morellenschlucht,' merkt overste Frick als terloops op, naar het grijze raampje starend. 'Het was in augustus en smoorheet. We deden ons te goed aan massa's overrijpe morellen; ze lagen als een dik goudgeel tapijt onder de kersebomen. Ze waren eraf gevallen door de explosie van de mortiergranaten. We kregen allemaal buikpijn...'

Met het gebruikelijke kabaal wordt de celdeur opengerukt en een nieuwe in rood geklede gevangene komt angstig binnen.

'Feldwebel Holst, 133ste Regiment Infanterie, Linz aan de Donau,' stelt hij zich voor.

'Overste Frick, 5de Regiment Grenadiers, Potsdam,' glimlacht de overste droefgeestig.

'Aha, de aristocraten met de mooie hoofddeksels,' zegt generaal Wagner sarcastisch. 'Ik kom niet van zo'n elitecorps. Het elfde Pantserregiment, Paderborn.'

'Ik ben in Paderborn geweest,' zegt de zeventienjarige korporaal.

'Het 15de Regiment Cavalerie.' Hij klakt met zijn hielen – tenslotte spreekt hij tegen een generaal, ook al is het een gedegradeerde ter dood veroordeelde.

'Luitenant Pohl, 27ste Regiment Artillerie, Augsburg,' maakt de angstige jonge luitenant zich bekend.

'Wat doen we opeens formeel, allemaal,' lacht Wisling. 'Nou, goed dan, eerste luitenant Wisling, 98ste Regiment Bergjagers, Mittenwald.'

'Heeft u Schörner gekend?' vraagt de generaal. 'Naar ik meen was hij de commandant van uw regiment.'

'Ja, hij was eerste luitenant, destijds. Nu is hij generaal-veldmaarschalk en niet minder gehaat dan vroeger,' glimlacht Wisling bitter.

'Toen wij in de Morellenschlucht die scherpschutterswedstrijden hielden was treiteren verboden,' vervolgt overste Frick. 'Het was belangrijk om niet nerveus te zijn als je aan de beurt was. We hebben ons daar in de Morellenschlucht best vermaakt, maar alleen 's zomers, 's Winters was het er verdomd koud en winderig. Het leek wel alsof die kou helemaal uit Rusland kwam en in de kromme bomen was gaan zitten.'

'En nu zult u uw leven in de Morellenschlucht eindigen,' merkt de generaal droogjes op. 'Wist u dat ze daar in de tijd van der Kaiser ook soldaten hebben geëxecuteerd?'