1
Het begon met Ethan en Zoe, de kinderen van president Coyle, die sinds ze in Washington woonden non-stop in de schijnwerpers hadden gestaan, en daarvoor waarschijnlijk ook al.
De twaalfjarige Ethan Coyle dacht dat hij wel aan het leven onder de microscoop, in het oog van de publiciteit, gewend was geraakt. De eeuwige cameraploegen van de nieuwsrubrieken voor de hekken van de Branaff School zag hij eigenlijk niet meer, en hij wond zich niet meer op als een kind op de gang, in het gymnastieklokaal of zelfs op het toilet probeerde een foto van hem te maken.
Soms speelde Ethan dat hij onzichtbaar was. Het was misschien een beetje kinderachtig en stompzinnig, maar wat kon hem dat schelen? Het hielp. Een van de wat aardigere Secret Service-agenten had hem het idee aan de hand gedaan. Hij had erbij gezegd dat hij het van Chelsea Clinton had. Wie weet was dat nog waar ook.
Maar toen Ethan die ochtend zag dat Ryan Townsend zijn kant op kwam, kon hij er alleen maar van dromen dat hij onzichtbaar was.
Ryan Townsend had de pik op hem, en dat werd Ethan niet door paranoia ingegeven. De paarsblauwe, langzaam geel wordende plekken leverden het bewijs – ze waren van het soort dat je aan een goede, harde stomp en spierballen rollen overhoudt.
‘Coyle, ouwe Puist, hoe is-tie?’ vroeg Townsend terwijl hij met die bepaalde blik in zijn ogen op hem afkwam. ‘Wordt het nu alweer een rotdag?’
Ethan wist dat hij zijn kwelgeest en beul beter niet kon antwoorden en week uit naar links, naar de kluisjes. Dat had hij beter niet kunnen doen, want nu kon hij geen kant meer op. Meteen daarna ging er een scherpe, misselijkmakende pijnscheut door zijn been. Hij had een trap gekregen! Townsend had zijn pas er nauwelijks voor vertraagd: ‘toeslaan in ’t voorbijgaan’ noemde hij dat.
Ethan schreeuwde niet en begon niet van de pijn te strompelen. Dat had hij met zichzelf afgesproken: niemand laten zien wat je voelt.
Daarvoor in de plaats liet hij zijn boeken vallen en knielde om ze op te rapen. Slappe hap, misschien, maar zo kon hij het gewicht tenminste even van zijn been halen zonder dat de hele wereld wist dat hij Ryans boksbal was.
Alleen was het deze keer wél gezien – en niet door de Secret Service.
Ethan stopte net het millimeterpapier terug in zijn wiskundemap toen hij een vertrouwde stem hoorde.
‘Zo, Ryan, hoe is-tie met jóú?’
Hij keek net op tijd op om te kunnen zien dat zijn veertienjarige zus Zoe pontificaal voor Townsend ging staan.
‘Ik zag je wel,’ vervolgde ze. ‘Dat had je niet gedacht, of wel soms?’
Townsend keek haar schuin aan, waardoor zijn blonde krullen één kant op vielen. ‘Ik weet niet waar je het over hebt. Bemoei jij je nou maar met je eigen…’
Plotseling had Zoe een zwaar, geel boek in haar handen. Ze haalde hard uit en raakte Townsend vol in zijn gezicht. Het bloed spoot uit zijn neus, en de pestkop wankelde achteruit. Geweldig!
Voordat het verder uit de hand kon lopen, greep de Secret Service in. Agent Findlay hield Zoe tegen, agent Musgrove ging tussen Ethan en Townsend in staan. Meteen stond er een groepje kinderen uit groep zes, zeven en acht te kijken, alsof het een nieuwe realitysoap was – De kinderen van de president.
‘Stelletje losers!’ riep Townsend naar Zoe en Ethan terwijl het bloed op zijn Branaff-das en witte buttondownoverhemd droop. ‘Sukkels! Jullie kunnen niet eens zonder jullie lijfwachten!’
‘O nee?’ riep Zoe terug. ‘Zeg dat maar tegen mijn wiskundeboek! En blijf voortaan van mijn broer af! Je bent veel groter en ouder dan hij, lul! Stomme klootzak!’
En ondertussen zat Ethan op zijn knieën bij de kastjes en lag de helft van zijn spullen nog op de grond. Hij besefte dat hij even deed alsof hij bij de toeschouwers hoorde, alsof hij gewoon een jochie was van wie niemand ooit gehoord had en hij daar toevallig iemand zag die in een bizarre situatie zat.
Ja ja, dacht Ethan. In een ander leven misschien.
2
Agent Findlay leidde Ethan en Zoe snel en efficiënt weg van de kinderen die hen stonden aan te gapen, en, erger nog, hun iPhone in de lucht hielden – Hallo! YouTube! In een oogwenk waren ze in het verlaten leslokaal dat aan de grote hal grensde.
Vroeger, voordat het eigendomsrecht op een onderwijstrust van de Quakers was overgegaan, was de Branaff School het landgoed van de familie Branaff geweest. Onder de leerlingen ging het gerucht dat het op het terrein spookte, en daar zouden niet de goede mensen die er hadden gewoond, maar de ontevreden nazaten van Branaff verantwoordelijk voor zijn; zij hadden het veld moeten ruimen toen het landgoed een privé-school werd.
Ethan moest niets hebben van die onzin, maar het grote lokaal, met al die oude olieverfportretten van mannen die afkeurend neerkeken op iedereen die het waagde aan hen voorbij te lopen, had hij altijd superluguber gevonden.