Gijp(57)
Die avond, in Amsterdam. ‘Ik heb Klukkluk er ook nog even bijgezet’, meldt René van der Gijp per telefoon. Hij komt iets later dan verwacht, want hij is ook nog even snel naar de kantoorboekhandel in Dordrecht gegaan. Daar heeft hij het grootste stuk papier gekocht dat hij kon vinden. Met zwarte pen heeft hij alle namen – van Angela Merkel tot Klukkluk – netjes onder elkaar gezet. Daarna heeft hij het papier zó klein opgevouwen dat het nu in de broekzak van zijn zwarte kostuum past.
Met open boord en paraplu losjes over de schouder, komt hij even later opgewekt en samen met vriendin Daniëlle de bar van het Okura Hotel binnenlopen. Maarten Spanjer en diens vriendin Monique wachten daar al op hem. De begroeting is warm. René doet even voor hoe zijn speech straks zal verlopen. Hij haalt het papiertje uit zijn broekzak tevoorschijn en vouwt het één keer uit. Daarna nog een keer. En nóg een keer. Er komt geen einde aan. Het vouwen geeft een slapstickeffect. Uiteindelijk heeft René van der Gijp een spiekbriefje met de omvang van een zeventiende-eeuwse landkaart in zijn handen. Daarna begint hij proestend aan zijn opsomming. Zo komt de stemming er goed in. Wel adviseert Spanjer nog één naam aan de lijst toe te voegen. ‘Je moet Idi Amin er nog even tussen zetten’, zegt hij.
‘Idi Amin?’, vraagt René. ‘Oké.’
‘Wil je een pen?’
‘Nee’, zegt Van der Gijp, ‘Idi Amin, dat onthoud ik wel.’
Ook spelersmakelaar Rob Jansen en zijn vrouw Esther sluiten zich bij het kleine gezelschap genodigden aan. ‘Dat dacht ik wel’, zegt de huisvriend van Van der Gijp bij binnenkomst, ‘ik ben weer de enige die zich aan de dresscode heeft gehouden.’ Hij gaat zitten, tovert een sigaar uit de binnenzak van zijn smoking en steekt die tussen zijn lippen. Even lijkt het of het rookverbod aan Rob Jansen voorbij is gegaan. Maar al snel blijkt hoe het echt zit: de sigaar waaraan Jansen nu al de hele tijd zenuwachtig zit te trekken, is van plastic. Het is een nepsigaar, al heeft hij het zelf liever over ‘een soort waterpijp.’ Vroeger was Rob Jansen kettingroker. Hij verslond zó veel sigaretten dat wel eens de indruk ontstond dat hij ook onder de douche gewoon doorpafte, maar inmiddels is hij al een tijdje cold turkey gestopt. De nepsigaar geeft hem nu wat afleiding op moeilijke momenten. Dit is kennelijk zo’n moment. En gelukkig maar, want het is een fascinerend gezicht om de beroemdste voetbalmakelaar van Nederland met het ingenieuze apparaat in de weer te zien. Om de onschuld ervan te benaderen drukt hij hem zogenaamd een paar keer uit op zijn hand en wanneer hij eraan trekt, licht het rode puntje aan de voorkant gezellig op.
‘Ben je zenuwachtig?’, vraagt de vriendin van Maarten Spanjer intussen aan René van der Gijp. Die schudt zijn hoofd. ‘Schei eens uit.’ De meeste televisiesterren zijn allang in Carré, maar hier, in de bar van het Okura, bestelt René van der Gijp op zijn gemak nog een rondje. Hij is met zijn hoofd overal, behalve bij de Talent Award.
Ontspannen en enigszins laat, stapt het hele gezelschap even later alsnog in een busje richting Carré. Daar aangekomen wordt René van der Gijp meteen onder lichte dwang de rode loper opgestuurd. Het is Hollywood in de polder, dus staan er alleen een handjevol slechtgeklede paparazzifotografen, een paar camera’s en wat bakvissen achter een dranghek. Maar eenmaal binnen is het alsof de pagina’s van Story en Privé tot leven zijn gekomen. Iedereen die een bekend hoofd heeft, blijkt hier vanavond te zijn.
Bij de garderobe volgt een mooie ontmoeting tussen imitator en geïmiteerde. ‘Kom, ik wil je even omhelzen’, zegt Carlo Boszhard dan tegen een enigszins verbouwereerde René van der Gijp. ‘Is goed, ouwe reus’, zegt deze, ‘is goed.’ Je zou het niet zeggen nu ze elkaar als twee oude frontsoldaten om de schouders vallen, maar het is voor het eerst dat de twee elkaar zien. Even verderop tikt Maarten Spanjer zijn vriend Rob Jansen aan. ‘Kijk’, zegt hij, terwijl hij wijst naar de cast van Oh, Oh Cherso die net binnenkomt, ‘daar zijn je relaties uit Den Haag.’
Dan begint de uitzending. René van der Gijp zit erbij zoals hij er altijd bij zit. Ontspannen en enigszins onderuitgezakt. Zijn blik gaat als een scanner over de omgeving. Het is duidelijk: dit is niet zijn biotoop. Daarvoor wordt het hele circus door de rest van de aanwezigen nét iets te serieus genomen. Bovendien kun je zien dat hij het warm begint te krijgen onder al die spotlights. De eerste zweetdruppels dienen zich op zijn voorhoofd aan. Dat komt het humeur van René van der Gijp zelden ten goede. Even lijkt het alleen nog een kwestie van tijd, voordat hij zijn broekspijpen zal oprollen en iemand van Carré om een teil met ijsblokjes zal vragen.