Reading Online Novel

Fallen in love(10)



‘Als hij van je houdt – en dat weet ik wel zeker – weet hij ook wel hoe je echt heet,’ zei Miles.

Lucinda huiverde en haalde diep adem. ‘Afgelopen week kwam hij, als onderdeel van zijn ridderplicht aan de kasteelheer, bij mijn vader langs om eieren te halen voor het Valentijnsbanket van de kasteelheer. Het was mijn verjaardag. We waren feest aan het vieren. Dat ik het gezicht van mijn liefste daar zag verschijnen, terwijl hij mij in ons armzalige huisje zag… Ik probeerde hem nog tegen te houden, maar hij is zonder een woord te zeggen vertrokken. Ik heb hem op al onze geheime plekjes gezocht – bij de holle eik in het bos, aan de noordkant van de rozentuin bij zonsondergang –, maar ik heb hem sindsdien niet meer gezien.’

Shelby en Miles keken elkaar eens aan. Het interesseerde Daniël natuurlijk helemaal niet uit wat voor familie Lucinda kwam. Die verjaardag – het feit dat ze steeds dichter bij de grens van haar vloek kwam – had hem natuurlijk de stuipen op het lijf gejaagd. Shelby wist inmiddels wel dat Daniël zich soms bij Luce uit de voeten probeerde te maken als hij wist dat haar dood aanstaande was. Hij brak haar hart om haar het leven te redden. Hij zat nu natuurlijk ergens te somberen, zelf ook met een gebroken hart.

Zo was het nu eenmaal. Het meisje dat voor Shelby stond, moest sterven, misschien nog wel honderd keer voordat ze het leven bereikt had waarin Shelby Luce had leren kennen – het leven waarin Luce voor het eerst de kans kreeg om haar vloek te doorbreken.

Het was niet eerlijk. Het was niet eerlijk dat ze keer op keer dood moest gaan en dat ze op zo veel momenten daartussen zo vreselijk verdrietig moest zijn als ze nu was. Meer dan wie ook verdiende Lucinda het om gelukkig te zijn.

Shelby wilde iets voor Lucinda doen, ook al was het maar iets kleins.

Ze keek weer even naar Miles. Hij trok één wenkbrauw op, en Shelby hoopte maar dat dat ‘denk jij wat ik denk?’ betekende. Ze knikte.

‘Dit moet een misverstand zijn,’ zei Shelby. ‘Wij kennen Daniël.’

‘O ja?’ Lucinda keek verbaasd.

‘Weet je wat: jij gaat morgen naar het feest en dan weet ik zeker dat Daniël er ook is. Dan kunnen jullie gewoon…’

Lucinda’s lip trilde, ze drukte haar gezicht tegen Shelby’s schouder en begon te huilen. ‘Ik moet er niet aan denken dat hij de naam van iemand anders uit de urn trekt.’

‘Lucinda,’ zei Miles op zo’n warme toon dat de ogen van het meisje opklaarden en ze hem met dezelfde intieme blik aankeek die hij ook van Luce kende. Shelby werd er vreemd genoeg een beetje jaloers van. Ze wendde haar blik af. ‘Denk je dat Daniël echt van je houdt?’ vroeg Miles.

Lucinda knikte.

‘En geloof je diep in je hart echt,’ ging Miles verder, ‘dat de band die jij met Daniël hebt zo zwak is dat die door de positie van je familie door te snijden is?’

‘Hij… hij heeft geen keus. Het staat geschreven in de Code van de Tempeliers. Hij moet trouwen met een…’

‘Luce! Weet je dan niet dat jullie liefde sterker is dan een of andere stomme code?’ flapte Shelby er uit.

Lucinda trok een wenkbrauw op. ‘Hoe bedoel je?’ vroeg ze.

Miles wierp Shelby een waarschuwende blik toe.

‘Ik bedoel eh… dat echte liefde dieper gaat en sterker is dan zomaar wat sociale conventies. Als jij van Daniël houdt, moet je hem vertellen wat je voor hem voelt.’

‘Ik voel me vreemd.’ Lucinda had een hoogrode kleur en hield haar hand tegen haar borst gedrukt. Ze deed haar ogen dicht en Shelby dacht heel even dat ze ter plekke in vlammen zou opgaan. Shelby deed een stap naar achteren.

Maar zo werkte het niet, toch? De vloek die op Luce rustte had te maken met de manier waarop Daniël en zij met elkaar omgingen, met iets wat zijn aanwezigheid in haar wakker maakte.

‘Ik wil graag geloven dat wat jij zegt waar is. Ik heb inderdaad plotseling het gevoel dat onze liefde heel sterk is.’

‘Zo sterk dat je naar Daniël toe zou gaan als we hem morgen meenemen naar het feest?’ vroeg Shelby.

Lucinda deed haar ogen weer open. Ze stonden wild en groot en waren prachtig lichtbruin. ‘Ja, ik zou naar hem toe gaan. Ik ben bereid om overal naartoe te gaan, als ik maar weer bij hem kan zijn.’





3 ZIJN ZWAARD, ZIJN WOORD





‘Dat was geniaal!’ riep Shelby uit toen Lucinda weg was en Miles en zij weer alleen waren bij de put.

Aan de westelijke hemel waren de zonnestralen helemaal verbleekt. De meeste mensen waren op weg naar huis, hun karren en tassen vol met boodschappen voor het avondeten. Shelby had al heel lang niks meer gegeten, maar ze sloeg amper acht op de geuren die er hingen van gebraden kip en gekookte aardappelen. Ze werd voortgedreven door de dampen van haar opwinding. ‘We zaten net echt helemaal op één lijn. Het was net alsof ik iets dacht en jij het dan zei – alsof we in een soort idioot ritme zaten!’