1 HET BOEK VAN DE WACHTERS
‘Goeiemorgen.’
Een warme hand streek langs Luce’ wang en veegde een pluk haar achter haar oor.
Ze rolde zich op haar zij, gaapte en deed haar ogen open. Ze had heel diep geslapen en over Daniël gedroomd.
‘O,’ fluisterde ze, en ze voelde aan haar wang. Daar was hij.
Daniël zat naast haar. Hij had een zwarte trui aan en dezelfde rode sjaal om zijn nek geknoopt als ze hem de eerste keer op Zwaard & Kruis had zien dragen. Hij zag er beter uit dan in welke droom ook.
Door zijn gewicht zakte de rand van het bed een beetje door, en Luce trok haar benen op om wat dichter naar hem toe te kunnen schuiven.
‘Je bent geen droom,’ zei ze.
Daniëls ogen waren waziger dan ze zich van hem herinnerde, maar toen hij naar haar gezicht keek en haar gelaatstrekken bestudeerde alsof hij haar voor het eerst zag, straalde er nog steeds een pure paarsblauwe kleur uit.
Luce vouwde zich helemaal om hem heen en sloeg haar armen om zijn nek. Ze kusten elkaar vol overgave. Het maakte haar niet uit dat ze nodig haar tanden moest poetsen of dat ze waarschijnlijk warrig haar had. Haar interesseerde maar één ding, en dat was zijn kus. Ze waren nu samen en daar moesten ze allebei onwillekeurig om grijnzen.
Toen kwam het allemaal weer bij haar terug.
Vlijmscherpe klauwen en doffe rode ogen. Een verstikkende stank van dood en rottenis. Overal duisternis, zo intens in zijn doem dat daardoor licht, liefde en alles wat goed was op aarde vermoeid, kapot en dood gingen voelen.
Dat Lucifer ooit iets anders voor haar had betekend – Bill, de stenen gargouille van wie ze ten onrechte gedacht had dat hij een vriend van haar was – was uitgesloten. Ze had hem te dichtbij laten komen, en nu had hij besloten om met een schone lei te beginnen, omdat zij niet precies gedaan had wat hij wilde; ze had er namelijk voor gekozen haar ziel in het oude Egypte niet te doden.
Als ze de tijd kon terugdraaien, kon ze alles sinds de Val uitwissen.
Lucifer hoefde maar met zijn vingers te knippen en elk leven, elke liefde, elk moment dat elke sterfelijke en engelenziel ooit had beleefd zou ineenstorten en verdwijnen. Alsof het universum een bordspelletje was en hij het jammerende kind dat ermee ophield zodra hij dreigde te gaan verliezen. Maar Luce had geen idee wat hij nou eigenlijk wilde winnen.
Haar huid werd warm toen ze aan zijn toorn dacht. Hij had per se gewild dat zij het zag, dat zij in zijn hand trilde toen hij haar mee terugnam naar de tijd van de Val.
Toen had hij haar weggegooid en er een Verkondiger op uitgestuurd om zich als een net uit te spreiden en alle engelen die uit de Hemel waren gevallen op te vangen.
Net op het moment dat Daniël haar in dat met sterren bezaaide niets had opgevangen, was Lucifer uit beeld verdwenen en was de hele cyclus van voren af aan begonnen.
Het was een drastische zet. Daniël legde haar uit dat Lucifer zich aan zijn vorige ik moest koppelen en zijn macht moest opgeven om de engelen naar de toekomst te kunnen begeleiden. Gedurende de Val van de engelen – hoe lang die ook mocht duren – was hij volkomen onthand.
Net als de anderen was hij in een volkomen machteloos isolement naar beneden gevallen, samen met zijn broeders, maar wel los van hen – samen alleen.
En als ze eenmaal op de Aarde vielen, zou de tijd even horten en zou alles vervolgens opnieuw beginnen. Alsof de zevenduizend jaar tussen toen en nu nooit hadden bestaan.
Alsof Luce niet net eindelijk was gaan begrijpen hoe de vloek in elkaar zat.
De hele wereld stond op het spel – tenzij Luce, zeven engelen en twee Nephilijnen hem konden tegenhouden. Ze hadden maar negen dagen de tijd en geen flauw idee waar ze moesten beginnen.
Luce was de avond ervoor zo doodmoe geweest dat ze zich helemaal niet meer kon herinneren dat ze op dit veldbed was gaan liggen en dat ze deze dunne blauwe deken om haar schouders had getrokken. Tussen de balken van dit hutje zaten spinnenwebben en er stond een opklaptafeltje met een half leeggedronken beker warme chocolademelk die Gaby de avond ervoor voor iedereen had gemaakt. Maar voor Luce leek het allemaal wel een droom. Haar vlucht uit de Verkondiger naar dit eilandje voor de kust van Tybee, een veilige zone voor de engelen, stond haar door een verblindende uitputting niet meer helder voor ogen.
Ze was in slaap gevallen terwijl de anderen nog aan het praten waren. Ze was weggedroomd op Daniëls stem. Nu was het stil in de hut, en door het raam achter Daniël zag ze de grauwe lucht van de beginnende dageraad.
Ze stak haar hand uit om zijn wang aan te raken. Hij draaide zijn hoofd om en kuste de binnenkant van haar hand. Luce kneep haar ogen dicht om te zorgen dat ze niet ging huilen. Waarom moesten Luce en Daniël na alles wat ze hadden meegemaakt eerst ook nog de Duivel verslaan, voordat ze eindelijk in alle vrijheid van elkaar konden houden?