Reading Online Novel

Evermore(78)



Dus neem ik nog een slok.

En nog eentje.

Dan tuur ik naar haar en zeg: ‘Waarom vertel je me dat eigenlijk?’

Ze haalt haar schouders op. ‘Drina wilde dat ik het tegen je zei.’





Achtentwintig



Na het festival kruipen we in Havens auto. Na een korte stop bij haar thuis om haar flesje bij te vullen, rijden we naar de stad en parkeren we de auto ergens. We gooien de parkeermeter vol muntjes en lopen met z’n drietjes naast elkaar over de stoep, arm in arm. We zorgen ervoor dat alle andere voetgangers voor ons opzij gaan. Luidkeels zingen we ‘You Never Call Me When You’re Sober’, heerlijk vals. Elke keer als iemand grinnikt of ons nakijkt, barsten we uit in een hevige lachbui en lopen half struikelend verder.

We komen langs een newageboekwinkel waar een poster voor het raam hangt die reclame maakt voor kaart- en handlezers. Ik rol met mijn ogen en wend mijn blik af. Ik ben zo blij dat ik niet meer bij dat wereldje hoor, nu de alcohol me bevrijd heeft van al die dingen. Ik ben vrij!

We steken de straat over naar Main Beach toe, strompelen langs Hotel Laguna en laten ons op het zand vallen. Het is een wirwar van armen en benen. We geven het flesje drank aan elkaar door en zijn samen verdrietig zodra hij leeg is.

‘Shit!’ mompel ik. Ik houd het flesje tegen mijn lippen gedrukt, kantel mijn hoofd zo ver mogelijk achterover en tik tegen de bodem en zijkanten aan om elke laatste druppel eruit te krijgen.

‘Hé, doe eens rustig aan.’ Miles kijkt me aan. ‘Ga gewoon zitten en geniet van de roes.’

Ik wil niet rustig gaan zitten. En ik geniet al van de roes. Ik wil er gewoon zeker van zijn dat die blijft hangen. Nu mijn helderziende gaven niet meer werken, wil ik er zeker van zijn dat het zo blijft. ‘Gaan jullie mee naar mijn huis?’ Ik slik een paar klinkers in en praat onduidelijk. Ik hoop maar dat Sabine niet thuis is, want dan kunnen we aan de wodka die nog over is van Halloween, zodat we de roes kunnen verlengen.

Haven schudt haar hoofd. ‘Nee, dat denk ik niet. Ik heb ’t wel gehad. Ik denk dat ik de auto maar laat staan en zo naar huis kruip.’

‘Miles?’ Ik kijk hem smekend aan. Het feestje mag niet nu al afgelopen zijn! Dit is voor het eerst dat ik me zo licht voel, zo vrij, zo onbezwaard en zo normaal sinds Damen is vertrokken.

‘Kan niet.’ Ook hij schudt zijn hoofd. ‘Ik heb een familiediner vanavond, om halfacht precies. Stropdas mag, maar hoeft niet. Dwangbuis is wel verplicht.’ Hij lacht en valt om in het zand. Haven lacht mee en laat zich tegen hem aan vallen.

‘Hoe moet dat dan met mij? Wat moet ik nu doen?’ Ik sla mijn armen over elkaar en kijk mijn vrienden boos aan. Ik wil niet alleen achterblijven, toekijkend hoe zij samen lachen en door het zand rollen alsof ik niet besta.


De volgende ochtend word ik weliswaar veel te laat wakker, maar het eerste wat ik denk als ik mijn ogen open is: mijn hoofd bonst niet!

Niet op de gebruikelijke manier, in elk geval.

Ik rol me op mijn zij, steek mijn hand onder mijn bed en trek de fles wodka tevoorschijn die ik daar gisteravond verstopt heb. Ik neem een grote slok en doe mijn ogen dicht terwijl ik het warme, heerlijk verdovende gevoel over mijn tong mijn keel in voel glijden.

Als Sabine haar hoofd om de deur steekt om te kijken of ik wakker ben, merk ik opgelucht dat ik geen spoor van een aura zie.

‘Ik ben wakker!’ zeg ik, snel de fles onder een kussen duwend. Ik ren naar haar toe voor een knuffel. Ik ben benieuwd uit te vinden wat voor energie-uitwisseling er plaatsvindt en merk dolblij dat er niets gebeurt. ‘Is het niet een heerlijke dag?’ Ik glimlach, maar mijn lippen voelen raar en los terwijl ze omhoogbewegen.

Ze kijkt uit het raam en daarna naar mij. ‘Als jij het zegt.’

Ik kijk door de glazen deur naar buiten en zie een grijze, bewolkte lucht. Het regent. Maar goed, ik had het ook niet over het weer, ik had het over mezelf. De nieuwe ik.

De nieuwe, verbeterde, niet-helderziende ik.

‘Het doet me denken aan thuis.’ Ik trek mijn nachthemd uit en stap onder de douche.


Als Miles instapt, heeft hij maar een vlugge blik nodig. ‘Wat is dit nou weer?’

Ik kijk omlaag naar mijn truitje, mijn minispijkerrokje en ballerinaschoenen. Het zijn overblijfsels van mijn vorige leven die Sabine voor me heeft bewaard. Ik glimlach.

‘Sorry, maar ik rijd niet met vreemden mee,’ zegt hij en opent zijn portier. Hij doet alsof hij weer wil uitstappen.

‘Ik ben het, echt. Ik zweer het op het graf van mijn... Laat maar. Geloof me nou maar gewoon.’ Ik lach. ‘En doe die deur dicht, ik wil niet dat je uit de auto valt, dan komen we veel te laat.’

‘Ik snap er helemaal niks van,’ zegt hij naar me starend met open mond. ‘Ik bedoel: wanneer is dit gebeurd? Waarom is dit gebeurd? Gisteren droeg je nog bijna een boerka en nu lijkt het erop alsof je Paris Hiltons kast in gedoken bent!’