Reading Online Novel

Evermore(71)



‘Al vanaf de eerste dag dat ik je zag,’ fluistert hij. Zijn ogen houden de mijne vast en ik voel een golf van warmte door mijn lichaam spoelen.

‘En wanneer was dat precies?’ Mijn stem breekt als ik denk aan de foto bij hem thuis. Hoe lang achtervolgt hij me al? Is hij een stalker?

‘Ik stalk je niet.’ Hij lacht. ‘Niet op de manier die jij denkt, in elk geval.’

‘Waarom zou ik je geloven?’ Zo langzamerhand weet ik dat ik niet zomaar alles moet aannemen wat hij zegt, ook al zijn het maar kleine dingen.

‘Omdat ik nog nooit tegen je gelogen heb.’

‘Je liegt nu toch?’

‘Ik heb nooit tegen je gelogen over iets wat echt belangrijk is,’ zegt hij en keert zijn hoofd af.

‘Is dat zo? Hoe zit het dan met die foto die je van me genomen hebt lang voor je hier op school kwam? Hoe hoog scoort dat op je lijst van belangrijke dingen die je moet vertellen als je een relatie hebt?’

Hij zucht en zijn ogen zien er moe uit. ‘Hoe hoog staat het op jouw lijstje om te vertellen dat je gedachten kunt lezen en je overleden zusje bij je op bezoek komt?’

‘Je weet helemaal niets van me!’ Ik sta op, mijn handen zijn plakkerig en ze beven. Mijn hart begint een discobeat in mijn borst en ik kijk nog eens naar alle voorover gevallen lichamen in het lokaal. Stacia’s mond hangt open en Craig snurkt zo hard dat zijn lijf trilt. Meneer Robins kijkt nu blijer en kalmer dan ik hem ooit heb gezien. ‘Is de hele school zo? Of alleen iedereen in deze ruimte?’

‘Ik weet niet zeker, maar ik denk de hele school.’ Hij knikt, kijkt glimlachend om zich heen en lijkt behoorlijk tevreden met zijn zoveelste trucje.

Zonder nog iets te zeggen, kom ik overeind van mijn stoel. Ik ren naar de deur, de gang in, over het schoolplein en langs het kantoortje. Ik vlucht langs alle secretaresses en medewerkers die slapend achter hun bureau in elkaar gezakt zijn. Dan storm ik naar buiten, het parkeerterrein op, in de richting van mijn kleine, rode Miata. Damen staat me op te wachten, met mijn tas bungelend aan zijn vingertoppen.

‘Ik zei het je toch.’ Hij geeft me mijn rugzak en haalt een schouder op.

Zwetend, hyper en in paniek sta ik voor hem. Al die momenten die ik was vergeten komen nu voorbij als een flashback in een film: het bloed op zijn gezicht, Haven die worstelt en kreunt, de kamer boven aan de trap die me kippenvel bezorgde. Op dat moment weet ik dat hij iets met mijn geheugen gedaan moet hebben zodat ik al die dingen vergat. Ik kan het misschien niet opnemen tegen iemand als hij, maar ik zal me tot op het laatste moment verzetten.

‘Ever!’ roept hij uit. Hij steekt een arm naar me uit en laat die dan weer langs zijn zij vallen. ‘Denk je echt dat ik dat allemaal gedaan heb zodat ik je kan vermoorden?’ Zijn ogen staan angstig en zijn vol pijn als hij mijn gezicht onderzoekend bekijkt.

‘Is dat niet de bedoeling dan?’ Ik kijk kwaad. ‘Haven denkt dat het allemaal een wilde koortsdroom was met een goth-thema. Ik ben de enige die de waarheid weet. Ik ben de enige die beseft wat een monster je eigenlijk bent. Ik snap alleen niet waarom je ons niet meteen doodde toen je de kans had. Waarom zou je mij die herinnering afnemen en me nog langer in leven houden?’

‘Ik zou jou nóóit kwaad doen.’ Zijn ogen zijn half dicht en zijn wenkbrauwen samengetrokken in een uitdrukking van pijn. ‘Je hebt het helemaal bij het verkeerde eind. Ik probeerde Haven juist te redden, ik wilde haar niets aandoen. Maar je wilde het niet horen.’

‘Waarom zag ze er dan uit alsof ze bijna doodging?’ Ik pers mijn lippen op elkaar zodat het minder opvalt dat ze trillen. Ik kijk hem recht aan, maar wil de warmte van zijn blik niet voelen.

‘Omdat ze echt bijna doodging,’ antwoordt hij geïrriteerd. ‘Die tatoeage op haar pols was gruwelijk geïnfecteerd – het zou haar dood betekenen. Toen jij binnenstormde, zoog ik de infectie uit haar bloed, zoals je dat ook zou doen bij een slangenbeet.’

Ik schud mijn hoofd. ‘Ik weet wat ik gezien heb.’

Hij sluit zijn ogen en knijpt met duim en voorvinger in het botje van zijn neus. Hij haalt diep adem voor hij me weer aankijkt. ‘Ik weet dat het er niet goed uitzag. Ik weet ook dat je me niet gelooft. Maar ik wil het je uitleggen en je geeft me de gelegenheid niet. Dus heb ik dit allemaal gedaan om je aandacht te krijgen. Want geloof me nou, Ever. Je hebt het helemaal bij het verkeerde eind.’

Hij kijkt me aan met zijn donkere, intense ogen. Zijn handen zijn open en ontspannen. Toch geloof ik er niets van. Geen woord. Hij heeft honderden, misschien zelfs duizenden jaren de tijd gehad om zijn act voor te bereiden. Het is een goede show geworden, maar niet meer dan dat. Ik kan niet geloven dat ik dit hardop ga zeggen – mijn verstand kan er in elk geval nog steeds niet bij – maar er is maar één mogelijke verklaring voor dit alles, hoe waanzinnig die ook klinkt.