Reading Online Novel

Dodenschip(103)



Met half dichtgeknepen ogen tegen de striemende regen draaide Max aan de gashendel en hij verdween in de duisternis, op weg naar het onbekende.





24


De instructies van Kovac waren heel duidelijk voor de vijf mannen die hij had aangewezen om toezicht te houden op het ontmantelde complex van de responsivisten op de Filippijnen. Ze moesten zich niet bemoeien met personen die het gebouw bezochten, tenzij duidelijk werd dat ze ook wilden doordringen in het ondergrondse gedeelte. Tijdens de weken dat de vijf bewakers de wacht hielden hadden alleen twee Filippino’s op een aftandse motorfiets belangstelling getoond. Het tweetal bleef maar kort en keek alleen of er nog iets te stelen viel. Zodra ze beseften dat alles van waarde was weggehaald reden ze weer weg, in blauwe wolken uitlaatgas.

Maar de twee bezoekers die vandaag gekomen waren hadden de bewakers meteen gealarmeerd, en toen de knal van de explosie weergalmde wisten ze dat hun argwaan terecht was.

In het tumult van brokkelend cement viel Juan door het gat dat Linc veroorzaakt had en hij belandde op een steile trap. De lucht was ondoordringbaar van het stof en Cabrillo moest blindelings de treden afdalen, in het vertrouwen dat Linc de weg voor hem had vrijgemaakt. Een brok cement zo groot als zijn hoofd raakte zijn schouder, waardoor hij zijn evenwicht verloor. Hij stortte de laatste treden af en bleef verdwaasd liggen, terwijl nog meer gruis en puin rond hem neerviel.

Een sterke hand greep de achterkant van zijn shirt en trok hem mee naar een kamer, weg van de lawine aan puin.

‘Bedankt,’ hijgde Juan, toen Linc hem overeind hielp.

De gezichten van beide mannen waren grijs van het stof.

De houten steiger onder de betonnen afdekplaat bezweek helemaal en tonnen cement en afgebroken hout stortten langs de trap naar beneden, zodat de toegang tot de kamer versperd raakte. In de kamer was het aardedonker.

Linc haalde een zaklamp uit zijn rugzak. De lichtbundel was zo sterk als xenon koplampen van een auto, maar in het schijnsel waren alleen dichte stofwolken zichtbaar.

‘Doet dit jou ergens aan denken?’ vroeg Linc grinnikend.

‘Ja, toen we in Zürich die bank opbliezen,’ antwoordde Juan hoestend.

‘En wat vind jij van het ontvangstcomité?’

‘Ik voel me een sukkel omdat ik verwachtte dat het heel gemakkelijk zou gaan.’

‘Mee eens,’ knikte Linc. Hij richtte de lichtbundel op de versperde deuropening. Er lagen brokken beton die honderden kilo’s moesten wegen. ‘Het zal wel een paar uur duren om een weg naar buiten te graven.’

‘Zodra we een kleine opening hebben gemaakt schieten ze op ons, als ratten in de val.’ Juan verschoof de veiligheidspal op zijn pistool en stak het wapen in zijn broekband. ‘Ze zijn waarschijnlijk veel zwaarder bewapend en met meer mensen. Ik voel er weinig voor in een hinderlaag te kruipen.’

‘Wachten tot ze weer verdwijnen?’

‘Dat lukt niet. Wij hebben maar één veldfles en een paar repen. Ze kunnen zolang ze willen op ons loeren.’ Terwijl Juan sprak pakte hij zijn satelliettelefoon.

‘We kunnen versterking oproepen. Eddie heeft hier binnen twee etmalen een legertje paraat.’

‘Ik heb geen bereik,’ zei Juan en hij schakelde de telefoon uit om de accu te sparen.

‘Oké, al mijn voorstellen zijn afgewezen. Heb jij nog een ander idee?’

Juan pakte de zaklamp van Linc en scheen naar de hellende tunnel die jaren eerder in de aarde was geboord. ‘We gaan kijken waar die tunnel naartoe loopt.’

‘En wat gebeurt er als ze ons achtervolgen?’

‘Hopelijk zijn we tijdig gewaarschuwd, zodat we een hinderlaag kunnen leggen.’

‘Waarom wachten we niet hier?’

‘Als ik de leider van dat team was, dan zou ik een paar granaten naar binnen gooien, voordat ik mijn mannen hierheen stuurde. Wij zijn dan al in gehakt veranderd, nog voordat er een enkel schot is afgevuurd. En buiten bereik van die granaten hebben we geen dekking in de tunnel. We moeten een positie vinden die beter te verdedigen is. Maar het goede nieuws is dat er een andere toegang moet zijn, als ze ons komen opzoeken.’

Linc dacht na over de verschillende mogelijkheden. Met een armgebaar maakte hij duidelijk dat ze verder moesten gaan in de onderaardse tunnel. Eén tunnelwand was tamelijk glad en kennelijk natuurlijk gevormd, terwijl de andere wand met gereedschappen was bewerkt. De twee mannen konden naast elkaar lopen en boven hun hoofden was wel drie meter ruimte tot de bovenkant.

‘Dit is een natuurlijke onderaardse gang, die tijdens de Japanse bezetting vergroot is,’ zei Cabrillo, toen hij de rotswand aandachtig bekeken had.

‘Waarschijnlijk ontstaan tijdens een aardbeving,’ beaamde Linc. ‘De Japanners hebben hun basis gebouwd boven de plek waar deze tunnel aan de oppervlakte komt.’