De vergeten tuin(93)
‘Hij ziet er goed uit voor iemand van negentig.’
‘Zijn ogen worden minder en zijn oren zijn niet best, maar hij wil nog steeds controleren of “zijn jongens” wel veilig terugkomen, zonder aandacht voor zijn eigen lichamelijke gebreken. God sta me bij als hem tijdens mijn dienst iets overkomt.’ Ze keek door de glazen deur en haar gezicht vertrok toen ze de oude man op weg naar zijn stoel bijna over het kleed zag struikelen. ‘Zou u… Ik bedoel, ik vroeg me af of u even bij hem wilt zitten, dan steek ik het vuur aan en zet ik water op. Ik zal pas gerust zijn als hij helemaal droog is.’
Aangelokt door het opwindende vooruitzicht eindelijk iets over haar familie te weten te komen, was er weinig waartoe Nell niet bereid was. Ze knikte en Robyn ging met een opgeluchte glimlach naar binnen.
Gump was in een bruine leren leunstoel gaan zitten en had een knusse lappendeken over zijn benen gelegd. Toen Nell die deken zag, moest ze even denken aan Lil en de lappendekens die ze voor haar en haar zussen had gemaakt. Ze vroeg zich af wat haar moeder van deze zoektocht zou vinden, of ze zou begrijpen waarom het voor Nell zo belangrijk was om de eerste vier jaar van haar leven in kaart te brengen. Waarschijnlijk niet. Lil had altijd geloofd dat je het beste moest maken van de situatie die je was toebedeeld. Het had geen zin je af te vragen wat hád gekund, zei ze altijd, het enige wat ertoe doet is wat ís. Dat was allemaal goed en wel voor Lil, want die had altijd de waarheid over zichzelf geweten.
Robyn richtte zich op en achter haar in de haard sprongen de vlammen van de ene prop papier naar de andere. ‘Ik ga thee zetten Gump, en iets te eten klaarmaken. Terwijl ik in de keuken ben, zal mijn vriendin hier…’ Ze keek Nell onderzoekend aan. ‘Sorry…’
‘Nell. Nell Andrews.’
‘… Nell blijft bij je zitten, Gump. Ze is op bezoek in Tregenna en heeft belangstelling voor de plaatselijke families. Kun jij haar misschien iets over vroeger vertellen zolang ik weg ben?’
De oude man spreidde zijn handen waarin zich een leven van touwen sjorren en haken aan lijnen bevestigen had afgetekend. ‘Je kunt me alles vragen,’ zei hij, ‘dan zal ik je vertellen wat ik weet.’
Toen Robyn door een lage deuropening verdween, keek Nell om zich heen om een plek te vinden waar ze kon zitten. Ze koos een hoge, groene oorfauteuil bij de haard en genoot van de gloed van het vuur, dat haar van opzij verwarmde.
Gump keek op van de pijp die hij stopte en trok zijn wenkrauwen vragend op. Blijkbaar was het woord aan haar.
Nell schraapte haar keel, schuifelde een beetje met haar voeten op het kleed en vroeg zich af waar ze moest beginnen. Ze besloot er niet omheen te draaien. ‘Ik heb belangstelling voor de familie Mountrachet.’
Gumps lucifer siste en hij trok stevig aan zijn pijp om de vlam erin te jagen.
‘Ik heb wat rondgevraagd in het dorp, maar niemand schijnt iets van hen te weten.’
‘O, ze weten het wel, hoor,’ zei hij, terwijl hij een rookwolk uitblies. ‘Ze praten er alleen niet over.’
Nell trok haar wenkbrauwen op. ‘Waarom niet?’
‘In Tregenna houden ze wel van een sappige roddel, maar de meeste mensen zijn een bijgelovig zootje. We praten opgewekt over van alles en nog wat, maar vraag je wat er daarboven op het klif is gebeurd, dan klappen de mensen dicht.’
‘Dat heb ik gemerkt,’ zei Nell. ‘Is dat omdat de Mountrachets van adel waren, van de hoogste klasse?’
Gump snoof. ‘Ze hadden wel geld, maar je moet het niet over klasse hebben.’ Hij nam een nijdige haal van zijn pijp en boog zich naar voren. ‘Die titel was betaald met het bloed van onschuldige mensen. Het was in 1724. Op een dag stak er in de namiddag een vliegende storm op, de ergste die ze in jaren hadden meegemaakt. Het dak werd van de vuurtoren geblazen en de vlam van de nieuwe olielamp werd uitgeblazen alsof het een kaarsje was. De maan liet zich niet zien en de nacht was zo zwart als mijn laarzen.’ Zijn bleke lippen klemden zich om zijn pijp. Hij zoog lang en hard en kwam op dreef. ‘De meeste kotters waren al bijtijds binnen, maar er was nog één brigantijn buitengaats, een tweemaster met een bemanning van kapers.
Die bemanning had geen schijn van kans. Er wordt gezegd dat er golven bij waren die tot halverwege de kliffen van Sharpstone reikten, en dat het schip als een kinderspeeltje heen en weer werd geslingerd. Het werd zo hard tegen de rotsen gekwakt dat het uit elkaar begon te vallen voordat het de inham bereikte. Er verschenen berichten in de krant en er werd een onderzoek ingesteld door de autoriteiten, maar meer dan een paar stukken red cedar van de romp werd er niet geborgen. Ze gaven natuurlijk de schuld aan de vrije handelaren hier.’
‘Vrije handelaren?’