De vergeten tuin(210)
Het netwerk van plattelandsroddels was indrukwekkend. ‘Dat klopt, ja.’
‘Ik neem aan dat het gezellig was?’
‘Ja, dank je wel. Hopelijk heb je niet al te lang hoeven wachten.’
‘Helemaal niet. Ik heb iets voor je. Ik had het misschien af kunnen geven aan de balie, maar ik vond dat het een beetje tekst en uitleg behoefde.’
Cassandra trok haar wenkbrauwen op en Robyn vervolgde: ‘Ik ben het weekeinde bij mijn vader in het bejaardentehuis op bezoek geweest. Hij vindt het leuk om alle dorpsnieuwtjes te horen. Hij was vroeger namelijk directeur van het postkantoor, weet je. Ik liet vallen dat jij hier was om het huisje op het klif op te knappen dat je grootmoeder je had nagelaten. Daar keek mijn vader erg van op. Hij mag dan oud zijn, maar hij is nog zo kras als wat, net als zijn vader voor hem. Hij pakte me bij de arm en zei dat hij een brief had die aan jou moest worden teruggegeven.’
‘Aan mij?’
‘Eigenlijk aan je grootmoeder, maar omdat die er niet meer is aan jou.’
‘Wat voor brief?’
‘Toen je grootmoeder uit Tregenna vertrok, ging ze bij mijn vader langs. Ze zei dat ze zou terugkomen om in Cliff Cottage te gaan wonen en dat hij alle post voor haar zolang moest bewaren. Daar was ze heel duidelijk in, zei hij. Dus toen er een brief kwam, deed hij wat ze hem had gevraagd en hield hij die op het postkantoor. Om de paar maanden liep hij ermee de heuvel op, maar het oude huisje was altijd verlaten. De braamstruiken woekerden, het stof verzamelde zich en het zag er steeds minder bewoond uit. Uiteindelijk ging hij niet meer; hij had last van zijn knieën en ging ervan uit dat je grootmoeder wel langs zou komen wanneer ze terug was. Normaal gesproken zou hij de brief aan de afzender hebben teruggestuurd, maar je grootmoeder was heel beslist geweest, dus deed hij wat ze had gevraagd en hij heeft de brief dus al die tijd bewaard.
Hij zei dat ik naar de kelder moest gaan waar zijn spullen opgeslagen zijn en de doos met verloren brieven tevoorschijn moest halen. Daartussen zou ik een brief aan Nell Andrews, Tregenna Inn, vinden, ontvangen in november 1975. En hij had gelijk. Die brief zat ertussen.’
Ze haalde een kleine, grijze envelop uit haar tas en gaf die aan Cassandra. Het was goedkoop papier, zo dun dat het bijna doorzichtig was. Hij was nogal slordig in een ouderwets handschrift geadresseerd, eerst aan een hotel in Londen en vervolgens doorgestuurd naar de Tregenna Inn. Cassandra draaide de envelop om.
Daar stond in hetzelfde handschrift Afzender: mej. Harriet Swindell, Battersea Bridge Road 37, Battersea, Londen.
Cassandra moest denken aan wat Nell in haar aantekeningen had geschreven. Harriet Swindell was de vrouw bij wie ze in Londen langs was geweest, de oude dame die in hetzelfde huis als Eliza was geboren en getogen. Waarom zou ze Nell hebben geschreven?’
Met trillende vingers maakte Cassandra de envelop open. Het dunne papier scheurde zacht. Ze vouwde de brief open en begon te lezen.
3 november 1975
Beste mevrouw Andrews,
Nou, ik moet zeggen dat ik sinds u bent langs geweest om naar de sprookjesdame te vragen aan weinig anders heb gedacht. Als u zo oud bent als ik, zult u ook merken dat het verleden in een oude makker verandert. Het soort dat onuitgenodigd langskomt en weigert weer weg te gaan! Ik kan me haar namelijk nog herinneren, heel goed zelfs, maar u overviel me een beetje met uw bezoek net rond theetijd. Ik wist niet goed of ik wel zin had om met een vreemde over vroeger te praten. Maar mijn dochter Nancy vindt dat ik dat moet doen, dat het allemaal zo lang geleden is gebeurd dat het er nu allemaal niet meer toe doet, dus heb ik besloten u deze brief te schrijven zoals u hebt gevraagd. Want Eliza Makepeace ís een keer teruggekomen om mijn moeder een bezoek te brengen. Let wel, het was maar één keer, maar het staat me nog helder voor de geest. Ik was toen zestien, en daarom weet ik dat het in 1913 moet zijn geweest.
Ik weet nog dat ik meteen dacht dat er iets vreemds aan haar was. Ze mocht dan de schone kleren van een dame dragen, maar ze had iets wat niet helemaal klopte. Beter gezegd, ze had iets wat wél paste bij ons op Battersea Bridge Road 35. Iets wat haar onderscheidde van andere dure dames die je in die tijd wel eens op straat zag. Ze kwam de winkel in en ze leek me een beetje gespannen, alsof ze haast had en niet wilde opvallen. Ze had iets argwanends. Ze knikte naar mijn moeder alsof ze elkaar kenden en ma glimlachte terug op een manier zoals ik nog nooit had gezien. Ik dacht, wie deze dame ook mag zijn, mijn moeder moet hebben geweten dat er iets aan te verdienen was.
Toen ze iets zei, klonk haar stem helder en muzikaal. Dat was het eerste teken dat ik haar misschien eerder had gezien. Ze klonk me bekend in de oren. Het was het soort stem waar kinderen graag naar luisteren, dat het over kabouters en elfjes kan hebben op een toon alsof het de absolute waarheid is.