De vergeten tuin(157)
Rose stond met haar rug naar haar toe met een takje sterk geurende jasmijn in haar hand. ‘Wat is er, mama?’
‘Niets, lieverd.’
‘Mama?’
Voorzichtig, voorzichtig. ‘Ik dacht alleen aan Nathaniel.’
Dat maakte dat Rose haar aankeek terwijl ze kleurde. ‘Nathaniel, mama?’
Adeline ging staan en streek de voorkant van haar rok glad. Ze glimlachte Rose breed toe. ‘Ach laat ook maar. De dingen zullen net zo goed gaan voor hem als Eliza ook van de partij is.’
‘Natuurlijk.’ Rose aarzelde voordat ze de jasmijn weer in het boeket schikte. Ze keek Adeline niet meer aan, maar dat hoefde ook niet. Adeline kon zich de onzekerheid die rimpels op dat mooie gezichtje tekende wel voorstellen. En ja hoor, daar kwam al de behoedzame vraag: ‘Waarom zou Nathaniel er iets aan hebben als ze niet van de partij was?’
‘Ach, ik had alleen gehoopt dat er een bepaalde hoeveelheid aandacht zou uitgaan naar Nathaniel en zijn kunst. Eliza, de lieverd, heeft een manier om de aandacht te stelen. Ik had gehoopt dat dit Nathaniels dag zou worden en die van jou, lieveling. Maar natuurlijk zul je Eliza erbij hebben als jij denkt dat het beter is.’ Daarna had ze gegrinnikt, een lichte, vrolijke lach waarop ze tot in de perfectie had geoefend. ‘Bovendien durf ik te wedden dat als Eliza eenmaal weet dat je eerder bent thuisgekomen, ze zo vaak hierheen zal komen, dat een van de bedienden wel iets over het tuinfeest zal laten vallen. En ondanks haar aversie tegen gezelschappen is haar toewijding aan jou zo groot dat ze met alle geweld van de partij zal willen zijn.’
Met die woorden had Adeline Rose weer verlaten, en ze lachte in haar vuistje toen ze de rigide houding van haar dochters schouders zag. Dat was een duidelijk teken dat haar schot doel had getroffen.
En ja hoor, Rose was in de loop van dezelfde dag in Adelines boudoir verschenen en had voorgesteld dat Eliza misschien het feest voor deze keer bespaard kon blijven omdat ze toch niet zo van partijen hield. Met een zachtere stem vervolgde ze dat ze zich had bedacht, in plaats van vandaag zou ze haar nicht pas na het tuinfeest opzoeken, wanneer het allemaal wat rustiger was en de twee elkaar langer konden spreken.
‘Natuurlijk, lieveling,’ had Adeline gezegd. ‘Heel attent van je. Dat is het besluit van een goede, toegewijde echtgenote. Zo is het veel beter voor alle partijen.’
Toen Adeline het bankje naderde, kwam mevrouw Hodgson Burnett overeind en stak een witte parasol op. Ze knikte Rose en Nathaniel gedag en het leek wel alsof ze de kant van de doolhof op liep. Adeline hoopte dat ze geen poging zou doen om erin te gaan; de poort van de doolhof was van tevoren gesloten om mensen te ontmoedigen, maar het was net iets voor een Amerikaanse om er eigen ideeën op na te houden. Adeline versnelde haar tred enigszins, een speurtocht naar een verdwaalde gast stond niet op de agenda voor vandaag, en onderschepte mevrouw Hodgson Burnett voordat ze ver was gekomen. Ze lachte haar gast elegant toe. ‘Goedendag, mevrouw Hodgson Burnett.’
‘Wel, goedendag, lady Mountrachet. En wat ís het een prachtige dag.’
Dat accent! Adeline glimlachte toegeeflijk. ‘We hadden geen mooiere dag kunnen wensen. En ik zag dat u het gelukkige stel hebt gesproken?’
‘Ik heb ze meer gemonopoliseerd. Uw dochter is een schitterend schepsel.’
‘Dank u wel. Ik ben zeer op haar gesteld.’
Beleefd gelach aan beide kanten.
‘En haar man draagt haar duidelijk op handen,’ zei mevrouw Hodgson Burnett. ‘Is jonge liefde niet geweldig?’
Adeline glimlachte. ‘Ik was verrukt van de verloving. Zo’n talentvol heerschap. Nathaniel heeft het toch wel over zijn portretten gehad?’
‘Nee. Ik moet bekennen dat ik hem de kans ook niet heb gegeven. Ik had het te druk met hem uit te horen over de verborgen tuin waarvan ze zeggen dat die op dit geweldige landgoed van u is.’
‘Een niemendalletje.’ Adeline glimlachte vreugdeloos. ‘Een lapje grond met bloemen met een muur eromheen. Dat vind je op elk Brits landgoed.’
‘Vast niet met zulke romantische verhalen als deze. Een tuin die men uit de dood heeft laten herrijzen om een broze jongedame weer gezond te krijgen!’
Adeline lachte als een boer met kiespijn. ‘Hemeltje! Ik heb de indruk dat mijn dochter en haar man u een waar sprookje op de mouw hebben gespeld. Rose dankt haar gezondheid aan de bemoeienissen van een eminente arts, en ik kan u verzekeren dat die tuin echt heel gewoon is. Nathaniels portretten daarentegen…’
‘Niettemin zou ik er dolgraag een blik op werpen. Ik bedoel de tuin. Mijn belangstelling is gewekt.’
‘Ik ben bang dat dat niet mogelijk is.’ Bijna alle hartelijkheid was uit Adelines stem verdwenen. ‘Het enige pad loopt door de doolhof en mijn man heeft erop gestaan om hem af te sluiten voor de gasten, op grond van onderhoudswerkzaamheden.’