Woord van dank
Twaalf jaar geleden maakte dokter Fingal Flahertie O’Reilly voor het eerst zijn opwachting. Zijn ontwikkeling werd voorzichtig begeleid door Simon Hally, uitgever van Stitches. De reis van O’Reilly naar volwassenheid werd door twee andere opmerkelijke mensen gevoed. Carolyn Bateman, die al mijn manuscripten redigeert en bijschaaft en me adviezen geeft voordat ze officieel worden ingeleverd. En Natalie Aponte van Tor/Forge Books die een onwankelbaar geloof heeft in de bewoners van Ballybucklebo en mij voortdurend heeft aangemoedigd.
Tijdens de voorbereidingen van De terugkeer van dokter Laverty had ik het geluk een beroep te kunnen doen op de vakkennis van twee artsen: dokter Jimmy Sloan, patholoog, en dokter Don Griesdale, neurochirurg. Zij hebben een oude gynaecoloog geholpen precieze details van een hartinfarct en de ziekte van Parkinson te begrijpen, en dat was van onschatbare waarde.
O’Reilly, Laverty en ik bedanken jullie allemaal uit de grond van ons hart.
Dit voorspelt een vreemde uitbarsting in onze staat
Barry Laverty – dokter Barry Laverty – hoorde dat een braadpan op het fornuis werd gezet en rook even later de geur van gebakken bacon. Mevrouw ‘Kinky’ Kincaid, de huishoudster van dokter O’Reilly, maakte het ontbijt klaar en Barry besefte dat hij uitgehongerd was.
Voetstappen denderden de trap af en een zware stem zei: ‘Morgen, Kinky.’
‘Ik wens u ook een goede morgen, dokter.’
‘Is de jonge Laverty al uit de veren?’ Ondanks het feit dat de helft van de inwoners van het dorp Ballybucklebo in het graafschap Down in Noord-Ierland een groot deel van de vorige avond in de tuin van dokter Fingal Flahertie O’Reilly feest had gevierd, was de oudere collega van Laverty al op.
‘Ik heb hem horen rondlopen.’
Barry’s hoofd was een beetje wattig, maar toch stapte hij glimlachend zijn kleine slaapkamer op de zolder uit.
In de badkamer waste hij de slaap uit zijn blauwe ogen, die via de scheerspiegel vanuit een ovaal gezicht onder blond haar met een kuif bij de kruin naar hem knipperden.
Hij kleedde zich verder aan, liep naar de eetkamer beneden en passeerde onderweg de salon op de begane grond die dokter O’Reilly als zijn spreekkamer gebruikte. Hij hoopte hier in de toekomst veel tijd door te brengen en hij bleef even staan om de nu bekende kamer in te kijken.
‘Blijf daar niet staan te niksen,’ bromde O’Reilly vanuit de eetkamer. ‘Kom hierheen en laat Kinky ons te eten geven.’
‘Ik kom er al aan.’ Laverty liep de eetkamer in en knipperde met zijn ogen tegen het door de ramen van de erker naar binnen stromende zonlicht.
‘Goedemorgen, Barry.’ O’Reilly had een gestreept kraagloos shirt aan en zijn tweed broek werd opgehouden door rode bretels. Hij zat aan het hoofd van een grote, mahoniehouten tafel en hield een theekop in een van zijn grote handen.
‘Goedemorgen, Fingal.’ Barry ging zitten en schonk een kop thee voor zichzelf in. ‘Schitterende augustusdag.’
‘Dat zou ik met je eens zijn als ik niet een behoorlijk zwakke plek had.’ Geeuwend masseerde hij een van zijn slapen en onder het spreken fronste hij zijn wenkbrauwen. Barry kon de rode adertjes in het oogwit van de bruine ogen van O’Reilly zien. Op het verweerde gezicht van de grote man met de bloemkooloren en de naar bakboord scheefstaande neus verscheen een grijns. ‘Bij de marine noemden we dat een “zelf teweeggebrachte kwaal”. Wat een feest was dat gisteren!’
Barry lachte en vroeg zich af hoeveel glazen Guinness zijn mentor de vorige avond had geleegd. Gewoonlijk had drank evenveel effect op O’Reilly als een theelepeltje water op een bosbrand. Barry was er nog altijd niet zeker van of het grootmoedige aanbod van O’Reilly – gedaan halverwege wat het feest der feesten leek te zijn – serieus was gemeend of door de Guinness was ingegeven. Toen hij net wakker was, had hij het idee gehad dat hij alles kon hebben gedroomd, maar daarna herinnerde hij zich dat hij zich voor het slapengaan plechtig had voorgenomen deze morgen voldoende moed te verzame len om O’Reilly te vragen of hij het echt had gemeend.
Hij wist dat hij gewoon zou kunnen afwachten tot O’Reilly het aanbod onder professionelere omstandigheden herhaalde, maar verdo rie! Dit was belangrijk! Barry keek even naar de tafel en keek O’Reilly toen weer recht aan. Hij zette zijn kop neer en zei: ‘Fingal?’
‘Wat is er?’
‘Dat aanbod om mij voor een jaar jouw fulltime assistent te maken en daarna compagnon in jouw praktijk, meende je toch wel serieus?’
De kop van O’Reilly bleef halverwege zijn lippen in de lucht hangen. Hij fronste zijn voorhoofd en het puntje van zijn neus werd bleek.
Barry draaide de grote man onbewust een schouder toe, alsof hij een vijand een kleiner doelwit wilde voorhouden. De bleke neus was een zeker teken van woede die door het oppervlak dreigde heen te breken.