De Stilte Van De Hel(3)
Ik staarde hem even roerloos aan. Toen griste ik de sigaretten uit zijn hand en holde ik zo snel ik kon naar buiten, voordat de tranen over mijn wangen konden rollen. Ik klemde het pakje sigaretten stevig tegen me aan en rende jankend naar huis.
De winkel ligt niet direct op mijn route, maar als ik tegenwoordig wil roken, ga ik nooit meer ergens anders naartoe.
Ik ga rechtop zitten en glimlach vluchtig wanneer ik het pakje sigaretten op het nachtkastje voel, en telkens wanneer ik er een opsteek, denk ik aan die man in de winkel. Ik zou kunnen zeggen dat een deel van me van die kleine man houdt zoals je alleen van een onbekende kunt houden die jou zo geweldig vriendelijk bejegent op een moment waarop je dat het hardst nodig hebt. Het is een intense liefde, een steek in je hart, en ik weet dat ik me hem tot aan mijn dood zal blijven herinneren, ook al zal ik zijn naam misschien nooit weten.
Ik inhaleer, een heerlijke long vol, en bekijk de sigaret met zijn prachtige rode puntje dat in het duister van mijn slaapkamer opgloeit. Dit, denk ik bij mezelf, is het verraderlijke van die vervloekte dingen. Niet de nicotineverslaving, hoewel die op zich al erg genoeg is. Het is de perfecte manier waarop een sigaret bij bepaalde plekken past. Het ochtendgloren met een gloeiend hete kop koffie. Of eenzame nachten in een huis vol geesten. Ik weet dat ik eigenlijk moet stoppen, voordat ze me weer helemaal in hun greep krijgen, maar ik weet ook dat ik dat niet zal doen. Ze zijn momenteel alles wat ik heb; een aandenken aan een vriendelijke daad, een troost en een krachtbron, alles in één.
Ik blaas de rook uit en kijk naar de golvende rookwolkjes, hier en daar gevangen in een lichte tochtstroom, zwevend en dan oplossend in niets. Net als het leven, denk ik bij mezelf. Het leven is rook, zo eenvoudig is het, we willen alleen zo graag geloven dat het anders is. Er is maar één stevige windvlaag voor nodig en we zweven weg, verdwijnen, en laten slechts de geur van onze aanwezigheid achter in de vorm van herinneringen.
Ik kuch opeens, lachend vanwege alle connecties. Ik rook, het leven is rook en mijn naam, Smoky, betekent rook. Smoky Barrett. Mijn echte naam, aan mij gegeven omdat mijn moeder vond dat het ‘cool’ klonk. Ik giechel in het donker, in mijn lege huis, en tijdens het lachen bedenk ik (zoals ik al eerder heb gedaan) hoe gek het eigenlijk klinkt wanneer je in je eentje lacht.
Hierdoor heb ik iets om de komende drie, vier uur over na te denken. Over gek zijn, bedoel ik. Morgen is tenslotte de grote dag.
De dag waarop ik besluit of ik mijn werk voor de fbi weer oppak, of thuiskom, een pistool in mijn mond zet en mijn hersens aan flarden schiet.
2
‘Heb je nog steeds dezelfde drie dromen?’
Dit is een van de redenen waarom ik vertrouwen heb in de mij toegewezen zielenknijper. Hij speelt geen spelletjes met mijn hoofd, draait niet om de dingen heen, probeert niet me te besluipen en in de flank aan te vallen. Hij gaat direct op de kern af, een frontale aanval. Hoezeer ik me ook beklaag en verzet tegen zijn pogingen me te genezen, ik respecteer hem hierom.
Hij heet Peter Hillstead en is het absolute tegendeel van het freudachtige stereotype. Hij is bijna 1 meter 80 lang, heeft donker haar, een modellengezicht en een lijf waarover ik me tijdens onze eerste ontmoeting het nodige heb zitten afvragen. Het opvallendste aan hem zijn echter zijn ogen. Zo staalblauw heb ik ze nog niet eerder bij iemand met bruin haar gezien.
Ondanks zijn filmsterrenuiterlijk kan ik me niet voorstellen dat er transferentie zal plaatsvinden met deze man. Wanneer je bij hem bent, denk je niet aan seks. Je denkt aan jezelf. Hij is een van die zeldzame mensen die werkelijk iets geven om degenen die ze onder handen hebben. Wanneer je met hem praat heb je nooit het idee dat hij in gedachten mijlenver weg is. Hij schenkt je zijn volledige aandacht. Hij geeft je het gevoel dat jij het enige bent in zijn kantoortje wat telt. Daarom is een hevige verliefdheid op deze spetter van een therapeut voor mij uitgesloten. Wanneer je bij hem bent, zie je hem niet als een man, maar als iets veel waardevollers: een spiegel van de ziel.
‘Dezelfde drie,’ antwoord ik.
‘Welke heb je gisteravond gehad?’
Ik schuif wat ongemakkelijk op mijn stoel heen en weer. Ik weet dat hij dit opmerkt, vraag me af wat het volgens hem betekent. Ik zoek altijd overal iets achter, wik en weeg voortdurend. Ik kan het niet helpen.
‘Die waarin Matt me kust.’
Hij knikt. ‘Heb je daarna nog kunnen slapen?’
‘Nee.’ Ik staar hem aan en zeg niets meer, terwijl hij afwacht. Dit is niet een van mijn coöperatieve dagen.
Dokter Hillstead kijkt me aan met zijn kin in zijn hand gesteund. Hij lijkt ergens over na te denken, een man op een kruispunt. Wetend dat welke weg hij ook kiest, hij die keuze niet ongedaan kan maken. Er verstrijkt bijna een volle minuut voordat hij achteroverleunt, zucht en in de brug van zijn neus knijpt.