De Orsini broers 04(15)
‘Gebruik die toon maar bij iemand die je niet bijna hebt vermoord. Stap in de auto en gedraag je.’
‘Ik laat me niet commanderen, Mr. Orsini. Hé, laat dat, signore!’ Haar stem schoot omhoog toen hij haar in een brandweergreep nam. Tranen van onmacht schoten haar in de ogen, en hulpeloos beukte ze met haar vuisten op zijn rug terwijl hij met haar over zijn schouder om de auto liep. ‘Dit kunt u niet maken!’
‘Dat zullen we nog wel eens zien,’ zei hij grimmig, voordat hij haar weer neerzette naast de passagierskant.
‘Bastardo! Siete come tutti i uomini,’ siste ze. ‘U bent net als alle andere mannen. Jullie denken dat vrouwen niet in staat zijn om voor zichzelf te zorgen, dat ze een man nodig hebben om beslissingen voor hen te maken…’
En nu was het genoeg, dacht Nick, waarna hij haar kuste. Waarom deed hij dat eigenlijk, vroeg een stemmetje in zijn achterhoofd. Het sloeg nergens op. Een man kuste een vrouw omdat hij haar leuk vond, omdat hij haar begeerde. Dat was hier zeker niet het geval. Kuste hij haar soms uit woede? Nee, absoluut niet. Dat had hij nog nooit gedaan; hij zou ook niet weten waarom iemand dat zou doen. Een kus draaide om smaak en gevoel, niet om het uiten van je frustraties.
Zodra ze ophield met tegenstribbelen, stopte hij met nadenken en gaven ze zich allebei over aan de hete primitieve kus. Toen ze op haar tenen ging staan en haar handen in zijn haar begroef, kreunde hij en liet op zijn beurt zijn handen onder haar jasje en blouse glijden om haar warme zijdezachte huid te strelen. Hij voelde haar lippen tegen de zijne bewegen, alsof ze iets probeerde te zeggen, en hij maakte er gebruik van door met het puntje van zijn tong op onderzoek uit te gaan.
De betovering werd verbroken toen er in het donker een mannenstem iets boven het geraas van de auto’s uit riep. Zijn Italiaans was niet geweldig, maar hij begreep dat het een obsceniteit was. Nadat hij zijn handen op haar schouders had gelegd, hief hij zijn hoofd. Er trok een rilling door hem heen toen de situatie tot hem doordrong; hij stond op de vluchtstrook van een drukke snelweg en in zijn armen had hij een vrouw die hij nauwelijks kende en niet eens mocht. Toch had het niet veel gescheeld of hij had haar rok en slipje aan de kant geschoven om bezit van haar te nemen.
Allemachtig.
‘Rustig maar,’ probeerde hij haar gerust te stellen bij het zien van haar verdwaasde blik.
Langzaam maakte de leegte in haar ogen plaats voor schok en vervolgens afschuw, terwijl ze in het Italiaans begon te mompelen.
Weer kon hij niet verstaan wat er werd gezegd, maar was de boodschap duidelijk. ‘Ik weet het,’ zei hij. ‘Het spijt me.’ Voor hij meer kon zeggen gaf ze hem zo’n harde klap in zijn gezicht, dat zijn hoofd naar achteren schoot. ‘Oké, als je je daardoor beter voelt –’ Toen ze opnieuw haar hand hief, zag hij het aankomen en greep hij haar behendig bij haar pols beet. ‘Zo is het genoeg,’ waarschuwde hij.
‘Rotzak! Zwijn! Lompe hork!’
In het verleden had hij wel eens ergere beledigingen naar zijn hoofd geslingerd gekregen, maar dat deed er nu niet toe. Ja, hij had haar gekust, maar ze had zijn kus gretig beantwoord. ‘Kalmeer een beetje, prinses.’
‘Na wat je zojuist hebt gedaan?’
Gepikeerd fronste hij zijn wenkbrauwen. ‘Het enige wat ik heb gedaan,’ zei hij ijzig, ‘was ons van een wisse dood redden.’
‘Daar heb ik het niet over. Ik heb het over dat vreselijke machogedrag van je!’ Met een ruk trok ze haar hand los. ‘Wie denk je wel niet dat je bent?’
Het was een cliché, maar toch stak het hem, omdat hij heel goed wist waar ze op doelde. Dreigend deed hij een stap naar voren, en het deed hem plezier te zien dat ze stap achteruit probeerde te doen. ‘Je weet wie ik ben, schatje. Ik ben degene die jouw pappie gaat redden – als jij tenminste goed voor me zorgt.’
Als door een slang gebeten, deinsde ze nog verder terug.
Hij nam het haar absoluut niet kwalijk. Wat was hij voor onzin aan het uitkramen? Nog nooit had een vrouw zo vlug vat op hem gekregen. Het liefst wilde hij haar vastpakken en door elkaar rammelen. Of haar vasthouden en steeds opnieuw kussen tot ze vergat wie ze was – en wie ze dacht dat híj was – haar armen om zijn nek sloeg en zijn kus enthousiast beantwoordde, en…
Snel schudde hij zijn hoofd om die gedachten kwijt te raken, en nadat hij zijn keel had geschraapt, zette hij bewust een stap naar achteren. ‘Stap in.’ Aan de uitdrukking op haar gezicht kon hij zien dat ze verwoed naar een uitweg zocht. ‘Heb je me gehoord, prinses? Stap in.’
Met tranen van woede en machteloosheid in haar ogen keek ze hem aan. Haar kleding was nog verder gekreukt, en op een bepaald moment – waarschijnlijk toen hij haar over zijn schouder had gelegd – was ze een schoen verloren. Ze zag er beeldschoon en kwetsbaar uit – en waarom hem dat laatste opviel, wist hij zelf ook niet.