De Hoeders Van Het Verbond(61)
Niemand kijkt op.
Niemand die roept: 'Daar is hij!'
8
Stuart Dunhill woont in een suite in de hotelvleugel. Ik klop hard op de deur. Als hij opendoet, trekt hij zijn wenkbrauwen verbaasd op: 'Nu al?' Hij maakt zich klaar voor het diner. Zijn gezicht is bedekt met scheerschuim. Zijn witte overhemd staat open.
Ik pers mezelf langs hem en doe de deur dicht. 'Ze zijn hier.'
'Wie zijn waar?'
'De sjeik. Hassan. Ik weet het niet. Ik heb Sint-Laurentius gezien! In een van de werkplaatsen.'
'Sint-wie?'
'Sint-Laurentius! Het houten beeld!'
'Hier?'
'Ik kom net uit de werkplaats! Ik zocht naar de runenstaaf.'
'Heb je aan iemand gevraagd of...'
'Ben je gek? Het Schimmer Instituut maakt er duidelijk onderdeel vanuit.'
'Het instituut? Doe even normaal. Dit is een respectabel en serieus instituut. Ze zullen nooit historische artefacten stelen. En al helemaal niet iemand vermoorden.'
'Wat doet Sint-Laurentius dan hier?'
'Daar hebben ze vast een logische verklaring voor. Laten we het aan de leiding rapporteren. Nu direct.'
'Nee!'
'Denk even na. Misschien hebben ze een onbetrouwbare werknemer. Misschien zijn ze om de tuin geleid. Misschien heeft iemand het beeld hier mee naartoe genomen zonder het instituut te informeren waar het vandaan komt en hoe hij eraan is gekomen.'
'Ik durf ze niet te vertrouwen.'
'Er werken hier honderden wetenschappers. Het instituut heeft geen connecties met criminelen. Je hebt zelf een runenstaaf meegenomen. Het instituut is niet verantwoordelijk als je hem uit een museum hebt gestolen.'
'Ik moet hier weg.'
'Bjørn, je zit midden in de woestijn!'
'Ik kan niet blijven. Het spijt me!'
'Bjørn Op dat moment gaat de telefoon. Stuart neemt op. Luistert. Dan hangt hij weer op. Op de hoorn zit scheerschuim.
'Ik ga met je mee!'
'Mee?'
Onder het bed vindt hij een koffer. 'Stuart? Wat is er gebeurd?'
Hij verhuist een paar stapels ondergoed, sokken en overhemden van de ladekast naar de koffer.
'Wie belde er? Wat zeiden ze?'
Stuart stopt even. 'Dat was de SIS.'
'Professor Llyleworth?'
'Ze hebben me gevraagd op je te passen.'
'Op me te passen?'
'Ik zal mijn best doen.'
'Is er iets gebeurd? Weet de SIS dat ik het beeld heb gevonden?'
'Dat betwijfel ik. Maar sjeik Ibrahim weet dat je hier bent. De SIS heeft te horen gekregen dat zijn mannen onderweg zijn. Naar het instituut. En dan hebben we het niet over corrupte onderzoekers.' Stuart kijkt me aan. 'Hij heeft Hassan gestuurd.'
Voordat we vertrekken stop ik mijn mobieltje in een luchtkussenenvelop en adresseer die aan mijn werkadres op de universiteit. Ik weet niet of het mijn simkaart is of een onbetrouwbare werknemer op het instituut die heeft verraden dat ik hier voor onbepaalde tijd ben.
Maar toch. Hassan is niet makkelijk om de tuin te leiden. Hij zal de postauto niet volgen. Het enige wat ik kan doen om een voorsprong te krijgen is een lichte verwarring scheppen in het hoogtechnologische spionnennest van de sjeik.
9
In een Mitsubishi Outlander waarvan ik niet weet of Stuart die heeft gestolen of geleend, rijden we door de woestijn.
De hemel is zwart en er zijn vele sterren. De woestijn lijkt eindeloos. De koplampen verlichten twee sporen die met enige goede wil een karrenpad genoemd kunnen worden. De vrouwenstem van de satellietnavigator op het dashboard vraagt ons na three hundred yards rechts af te slaan. Ze klinkt alsof ze gelooft dat we op een autoweg rijden.
'Waar gaan we heen?' vraag ik. 'Weg!'
'Hoezo, weg?'
'Nu het toch op deze manier eindigt, wil ik je graag laten zien waar ik het over heb.'
'En dat betekent?'
'We gaan naar de enige plek waar we iets te zoeken hebben.'
'En dat is?'
'Mijn god, zo slim zijn en dan toch zo traag!'
'Waarheen?'
'Egypte!'
10
Urenlang rijden we door de eindeloze duisternis van de woestijn totdat de nacht aan de horizon verdwijnt.
Onderweg doceert Stuart met het enthousiasme van iemand die eindelijk een student voor zich heeft die niet kan ontsnappen. Of misschien is dit wel zijn manier om wakker te blijven. Met één hand aan het stuur en de andere druk gesticulerend in de lucht tussen ons in vertelt hij over de aartsvaders uit het Oude Testament en hoe de Egyptische staatsvorm hun stammencultuur heeft beïnvloed.
'De aartsvaders behoorden tot een nomadenvolk dat vee hoedde', zegt hij, terwijl hij naar de aanbrekende dag kijkt. 'Joden, christenen en moslims aanbaden allemaal dezelfde aartsvader, Abraham. Bij zijn dienstmeisje Hagar kreeg hij een zoon, Ismaël, een van de grote profeten van de moslims. Bij zijn vrouw Sara kreeg hij ook een zoon, Isaak, een van de voorvaderen van Mozes en de joden. Toen Abraham stierf, verstootte Sara haar stiefzoon Ismaël en zo werd het Semitische ras verdeeld in Arabieren en joden. En sindsdien zijn er onenigheden.'
Terwijl de zon aan de hemel stijgt en het scherpe licht over het woestijnlandschap stroomt, vertelt Stuart over de samensmelting van de stammenculturen en de groei van de beschavingen. De banden bonken over de hobbelige weg.