Reading Online Novel

De Hoeders Van Het Verbond(20)



'Iemand moet ingebroken hebben in je pc en een spionageprogramma hebben geïnstalleerd.'

'Zijn ze hiér geweest? In mijn kamer?'

'Als ze software hebben die in staat is om de Outlookmail te bewerken, dan beschikken ze over geavanceerde kennis. In dat geval kunnen ze je heel goed een e-mail hebben gestuurd - zelfs een die in je spammap terecht kon komen en zichzelf daar zou verwijderen - die automatisch een verborgen programma installeert.'

'Er stond niet bij van wie de e-mail kwam.'

'Het adres van de afzender en de datum zijn makkelijk te manipuleren en te vervalsen. Theoretisch is het mogelijk om uit te zoeken via welke server de e-mail werd verzonden, maar ook daar zijn slimme oplossingen voor. Bijvoorbeeld door in een slecht beschermde server in te breken en van daaruit de e-mail te verzenden.'

Ragnhild vraagt me de inhoud van de e-mail zo exact mogelijk op te schrijven.

Een half uur later komt ze samen met een expert van de politie om mijn pc op te halen. Maar ik betwijfel of ze iets zullen vinden.



5

Veel later die middag draai ik de deur van mijn kamer achter me op slot. Ik ben bang. De print van Snorri's document heb ik in een doorzichtige plastic zak onder mijn overhemd gestopt. Het plastic plakt tegen mijn lichaam.

Ik loop snel de lange gang door, de trap af naar de kelder en dan aan de achterkant van het instituut de buitenlucht in. Het zonlicht prikt als gloeiende spelden in mijn ogen. Ik bevestig een zonnebril aan mijn bril. De lucht is zwaar van de nazomer.

Vanaf Blindern neem ik de metro naar het centrum. Ik wandel, naar de parkeergarage waar ik Bolla heb geparkeerd.



Hij zit tegenover de ingang op een trap en doet alsof hij VG leest. Mar hij houdt de hele tijd de glazen deuren in de gaten die automatisch open- en dichtgaan.

Het beangstigende is dat de parkeergarage zo veel ingangen heeft. Als ze bij de ene ingang zitten dan zitten ze ook bij de andere. Met hoevelen zijn ze?

Ik sla de hoek om en laat Bolla - alleen en omringd door vijanden - achter op dek P2.

Wie zijn ze? Kan sira Magnus contact hebben opgenomen met illegale verzamelaars? Kapitaalkrachtige buitenlanders kunnen ver gaan in het buiten de officiële verkoopkanalen om bemachtigen van kleinodiën. Maar moorden? Voor een oud perkament?

Of voor de informatie die de tekst verbergt?



Ik neem de tram naar Skillebekk en verstop me in een zijstraatje in een portiek.

Terje Lonn Erichsen komt na een half uur wachten. In zijn schoudertas - die hij al sinds zijn studietijd heeft - heeft hij een metalen lunchbox, een schoolthermoskan en een exemplaar van Dagbladet dat hij in de tram heeft gelezen. Hij loopt een beetje scheef als hij de straat oversteekt. Terje heeft kleine tanden, grote oren en een kale plek op zijn hoofd die hij compenseert door lang krullend haar en een imposante volle baard.

Als hij me in het oog krijgt, blijft hij grijnzend staan. 'Bjørn! Problemen met een vrouw?'

We hebben, met de ironie altijd hoog in het vaandel, een jargon ontwikkeld waarin zelfs de bloederigste opmerkingen vriendelijk zijn bedoeld. Terje weet heel goed dat ik, net als hij, in geen jaren in de buurt van een vrouw ben geweest.

Die nacht slaap ik bij Terje. Hij lijkt het spannend te vinden om iemand te verbergen die op de vlucht is voor mysterieuze achtervolgers.

Ik sluit niet uit dat hij denkt dat ik me zaken inbeeld. Maar dat maakt niet uit. Noch voor hem, noch voor mij.



6

Al vanaf mijn kindertijd heb ik me aangetrokken gevoeld tot heksen.

Die aantrekkingskracht was weliswaar dubbel. Mijn neigingen hebben nooit de gebaande paden van het verstand gevolgd. In het begin, toen ik nog heel klein was, was ik doodsbang voor heksen. Ze hadden zwarte capes, lange neuzen en walgelijke behaarde wratten. Ze maakten stinkende brouwsels in grote ketels en vlogen op een bezemsteel door het donker terwijl ze kwaadaardig grinnikten en schreeuwden. Naarmate ik ouder werd en mijn hormonen zich aarzelend ontpopten, begreep ik intuïtief dat heksen ook een subtiele erotische uitstraling hebben die mijn knieën week maakt.

En mij doodsbang.

Daarom snak ik naar adem op de deurmat van Adelheid af Geierstam.

'Bjørn Beltø?' vraagt ze en ze houdt haar hoofd scheef.

De behekste verlamming verliest langzaam zijn greep: 'Adelheid?'

'Kom binnen, kom binnen!'

Adelheid af Geierstam past perfect in mijn beeld van hoe een rasechte wiccaheks eruit moet zien. Ze is verrukkelijk op een sensuele, beheerste manier. Haar lippen zijn smal en glanzend, baar ogen zijn ijsblauw en schitteren van heimelijke beloften.

Ze woont in Lillehammer, in een tochtige bouwval met afbladderende witte muren en een tuin vol vergeten appelbomen, warrige bessenstruiken en composthopen die al lang geleden aan hun lot zijn overgelaten.

Ze loopt voor me uit naar de hal, waar ik mijn jas op een haakje hang. Ze vraagt of de treinreis goed is verlopen. Gekleed in wapperende gewaden die haar vormen nagenoeg verhullen, zweeft ze door een gang voor me uit, op weg naar een kamer, vol bongotrommels, geprepareerde zebrahuiden, houten maskers, speren, een antilopekop en gevlochten dromenvangers met struisvogelveren en leeuwenklauwen.