Dagboek van een submissive(3)
Mijn liefde voor Jossy’s Giants en voetbal in het algemeen kwam omdat ik toch wel een beetje een jongensachtig meisje was. Ik was – en ben nog steeds – geen stereotiep meisje. Ik had een aangeboren afkeer van roze en heb nooit iets gehad met make-up, dure kleding of hippe schoenen. Trek me een paar hoge hakken aan en ik lijk wel Bambi op het ijs. Maar wat ik niet aan schoenen uitgeef, besteed ik wel aan nagellak en handtassen.
Toen ik opgroeide had ik niet veel interesse in jongens. Ironisch genoeg zorgde dit er juist voor dat ik op school veel mannelijke vrienden had met wie ik met veel plezier voetbalde in de lunchpauze.
Als je me op mijn tiende had gevraagd wat mijn favoriete dingen waren dan zou ik hebben gezegd: lezen, rollerskaten, fietsen en in de boom in onze tuin klimmen. Vanuit deze boom had ik een prachtig uitzicht op de omliggende percelen – een bron van eindeloze fascinatie om redenen die destijds zeer belangrijk voor me waren. Die boom was mijn privéplek. Mijn broer had nooit zin om zich vies te maken door erin te klimmen, dit ondanks mijn zeer ingenieuze springtouw-treksysteem.
Ik was nogal teruggetrokken. Zeer content met mezelf, lezend of dagdromend. Dat is misschien niet heel verrassend, gezien het beeld dat ik zojuist van mezelf heb geschetst als redelijk antisociaal.
Maar natuurlijk is geen enkele vrouw een eiland – zelfs niet wanneer ze zich verstopt in een kersenboom. Mijn broer was thuis en op school een constante medestander. Ik ging naar een gemengde school tot ik elf was en daarna naar een meisjesschool. Ik had een gemengde vriendenclub van wie ik velen nog steeds zie. Hoewel ik niet tot de populaire kinderen behoorde – ik neigde meer naar de nerds bij muziek, drama, techniek – kon ik het met iedereen goed vinden en gebruikte ik humor om eventuele problemen glad te strijken. Op de middelbare school duurde het even voordat ik mijn plek had gevonden. Op de basisschool behoorde ik namelijk tot de slimsten van mijn klas, maar op de middelbare school behoorde ik bij de meeste vakken tot de middenmoot. Dat betekende dat het allemaal niet meer zo gemakkelijk ging en dat ik moeite moest doen. Het was in vele opzichten een cultuurshock maar waarschijnlijk geen slechte zaak, omdat thuis iedereen dacht dat ik een soort van genie was omdat ik van lezen hield. Ik was dus niet de slimste, of mooiste, van de klas maar ik kwam er al snel achter dat dit in mijn voordeel werkte. Ik had namelijk het idee dat de slimste en mooiste meisjes meteen ook degenen waren die de meeste krengerigheid aantrokken. In plaats daarvan was ik plichtsgetrouw en werkte ik hard, een nevenproduct van een aangeboren behoefte om te behagen. Ondanks het feit dat ik zo nu en dan bang was mijn leraren of ouders teleur te stellen, had ik het over het algemeen wel naar mijn zin op school. Ik weet het, het is walgelijk.
Ironisch genoeg was ik een beetje een laatbloeier op het romantische vlak. Ik kreeg mijn eerste zoen toen ik twaalf of dertien was. Het was een jongen die ik kende via een van mijn vrienden en, als ik eerlijk ben, was ik er niet bepaald van onder de indruk. Er was geen donderslag en er klonk geen romantisch muziekje, maar na afloop was er wel een gevoel van anticlimax – dit is geen woordgrap. Ik geloof zelfs dat een van ons zei: ‘Dusss...’ Je kunt wel stellen dat mijn wereld niet meteen op zijn kop stond.
Ik had Just Seventeen en de Minx al wel gelezen en ik kende de mechanica van seks, hoewel ik op dat moment geen enkele behoefte had iets uit te proberen. Ik was er echter wel achter gekomen dat wanneer ik niet kon slapen en ik met mijn hand tussen mijn benen wreef, er een plezierig gevoel ontstond waardoor ik in slaap sukkelde. En als dit het geval was, dacht ik altijd aan hetzelfde soort dingen.
Ik heb altijd iets gehad met mythes en legendes. Robin Hood was dan ook een favoriet toen ik opgroeide. Ik heb de films gezien en de tv-serie – we slaan de recentste versies maar even over voordat ik me begin te ergeren – en heb alle boeken gelezen die ik te pakken kon krijgen, zowel fictie als historisch. Welk medium dan ook, ik heb altijd moeite gehad met Lady Marian. Ik haatte het feit dat ze zichzelf om de domste redenen constant in gevaar bracht en dan moest worden gered. Ik haatte het dat ze niet vocht, er nooit echt bij leek te horen als ‘het liefje van’ en de meeste tijd besteedde aan het verzorgen van de wonden van de Merry Men en vervolgens melancholisch in de verte staarde wanneer zij weer op avontuur gingen.
Desondanks waren mijn favoriete verhalen juist die over Lady Marian, wanneer ze weer eens in gevaar verkeerde. Wanneer ze weer eens gevangen werd genomen – om Robin Hood in de val te lokken, blijkbaar haar belangrijkste rol in het leven – sprak haar verzet tegen Guy van Gisborne en de Sheriff van Nottingham tot mijn verbeelding. Ze werd dan opgesloten in een of andere vochtige kerker, meestal vastgebonden of geketend. Machteloos. Maar ze was altijd ongebogen, waardig in haar onwaardigheid en op de een of andere manier deed dat me iets. Mijn hart ging er sneller van slaan. Je kent het gevoel wel wanneer je als kind iets zag of las wat je zo greep dat je erdoor werd meegesleurd zodat jij degene was die het allemaal meemaakte. (Ik zeg dan wel ‘als kind’, maar ik heb dat gevoel nog steeds wanneer ik iets bijzonders zie of lees, alleen komt het minder vaak voor.) Nou, al die scènes die ik in gedachte herbeleefde waren de scènes van Marian, ook al was ze drie keer niks. De saaie delen nadat Robin haar had gered en zij weer terug moest naar het kamp waar ze zich bezighield met het kampvuur sloeg ik altijd over. Maar dit waren de verhalen waar ik ’s nachts aan lag te denken in bed.