Blauwe maan(32)
Als ik bij het hek rond zijn woonwijk aankom, zie ik Sheila al staan. Zij is de bewaker die me nu al zo vaak gezien heeft en die weet dat ik op Damens vaste lijst sta en zo naar binnen mag. Ze glimlacht en wuift me door. Ik rijd de heuvel op naar het huis en de oprit op. Meteen valt me op dat alle lichten in het huis uit zijn.
En dan bedoel ik echt alle lichten. Ook het lampje boven de voordeur, dat hij altijd aan laat.
Ik blijf in de auto zitten met draaiende motor terwijl ik omhoogkijk naar de donkere ramen. Ergens wil ik de deur intrappen, de trap op rennen en zijn ‘speciale’ kamer binnenstormen – de plek waar hij zijn meest geliefde aandenkens bewaart, zoals de portretten die schilders als Picasso, Van Gogh en Velázquez van hem gemaakt hebben en stapels zeldzame eerste edities van klassieke boeken. Het zijn de souvenirs van zijn lange, illustere verleden, stuk voor stuk van onschatbare waarde, allemaal verborgen in een overvolle kamer vol gouden lijsten. Aan de andere kant blijf ik liever buiten, aangezien ik niet per se naar binnen hoef om er zeker van te zijn dat hij niet thuis is. Het kille, onheilspellende gebouw met de muren van baksteen, de dakpannen en de donkere, lege ramen vertelt me al dat zijn warmte er niet is.
Ik sluit mijn ogen en doe mijn best me te herinneren wat hij als laatste tegen me zei. Het was iets over de auto halen zodat we er nog sneller vandoor konden gaan. Ik weet toch zeker dat hij ‘wij’ bedoelde – hij en ik – dat wij er samen vandoor zouden gaan, zodat wij de rest van de avond alleen konden zijn. Het geduld van vierhonderd jaar zou vanavond eindelijk beloond worden met een perfecte nacht.
Ik bedoel, hij kan toch niet bedoeld hebben dat hij ervandoor wilde, zonder mij?
Dat kan toch niet?
Ik haal diep adem en stap uit mijn auto. De enige manier om antwoorden te vinden is door te blijven zoeken. De zolen van mijn koude, natte voeten glibberen over het met dauw bedekte pad terwijl ik mijn zakken afzoek naar de sleutel. Te laat herinner ik me dat ik hem thuis heb laten liggen; ik had nooit gedacht hem uitgerekend vanavond zo hard nodig te hebben.
Vlak voor de voordeur neem ik de details van de boog in me op, de mahoniehouten omlijsting en het gedetailleerde, opvallende houtsnijwerk. Dan doe ik mijn ogen dicht en stel me exact dezelfde deur voor. In gedachten zie ik hoe die deur van het slot gehaald wordt en openzwaait. Ik heb dit nooit eerder geprobeerd, maar ik weet dat het kan omdat ik het Damen heb zien doen bij het hek van onze school – een hek dat enkele tellen daarvoor nog stevig op slot zat.
Als ik mijn ogen weer opendoe, zie ik dat het me alleen maar gelukt is een tweede houten deur te laten verschijnen uit het niets. Hoe ik daar weer van af moet komen, weet ik niet (tot nu toe heb ik alleen maar dingen laten verschijnen die ik graag wilde houden). Dus zet ik het ding maar tegen de muur en loop om het huis heen naar achteren.
In de keuken is een raampje, vlak achter het aanrecht, dat Damen altijd op een kier heeft staan. Ik laat mijn vingers onder de rand glijden en duw het raam verder open. Dan kruip ik naar binnen over het aanrecht, dat vol ligt met lege flessen. Met een sprongetje land ik met een doffe plof op de grond. Ik vraag me af of ik nu een inbraak pleeg of dat ik dit als bezorgde vriendin wel mag doen.
Ik kijk om me heen naar de houten tafel en stoelen, het rek vol roestvrijstalen pannen, het hightech koffiezetapparaat, de mixer-blender. Stuk voor stuk de modernste keukenapparaten die je kunt kopen (of die Damen kan laten verschijnen). Hij heeft ze zorgvuldig uitgekozen zodat alles er zo normaal mogelijk uitziet voor zijn rijkeluisleventje. Het zijn de accessoires voor zijn prachtig ingerichte huis, alles netjes neergezet voor de show, maar nooit gebruikt.
In de koelkast verwacht ik de gebruikelijke verzameling flesjes met rode drank te zien staan, maar ik zie er slechts een paar. In de voorraadkamer – de plek waar hij zijn versgebrouwen drank een paar dagen laat staan om te gisten of fermenteren of wat het dan ook is dat het daar drie dagen in het donker doet – merk ik tot mijn schrik dat daar ook nog maar een paar flessen staan.
Daar kan ik mijn ogen niet van afhouden. Mijn maag begint te draaien, mijn hart bonkt als een gek en ik weet dat er iets heel erg mis is aan dit plaatje. Damen houdt zijn voorraad onsterfelijkheidsdrank obsessief op peil – vooral nu hij ook nog eens verantwoordelijk is voor mijn deel ervan – en hij zou het nooit zomaar zover laten komen als dit.
Aan de andere kant heeft hij er de laatste tijd ook wel veel meer van gedronken dan ooit tevoren. Hij heeft nu bijna twee keer zoveel nodig. Dus misschien is hij er nog niet aan toegekomen om een nieuwe voorraad te brouwen.
In theorie klinkt dat allemaal redelijk, maar het is niet overtuigend.
Ik bedoel, probeer ik mezelf echt zo voor de gek te houden? Damen is ontzettend strikt in dit soort dingen, het is bijna een obsessie voor hem. Hij zou nooit zo nonchalant zijn met het maken van een nieuwe voorraad. Hij zou het zelfs geen dag uitstellen.