HOOFDSTUK 1
Blootsvoets en gekleed in een blauwwit gestreept mini-jurkje van het merk Juicy Couture werd Kim McDaniels ruw gewekt door een dreun tegen haar heup, een pijnlijke dreun. Ze opende haar ogen in de duisternis en onmiddellijk borrelden er vragen in haar op.
Waar was ze? Wat was er in godsnaam aan de hand?
Ze worstelde met de deken die over haar hoofd was getrokken en slaagde er uiteindelijk in haar gezicht vrij te krijgen. Toen drong er nog het een en ander tot haar door. Haar handen en voeten waren gebonden. En ze bevond zich in een krappe ruimte.
Opnieuw kreeg ze een opdoffer te verduren en nu schreeuwde Kim: ‘Hé!’
Die schreeuw droeg niet ver, werd gesmoord door de benauwde ruimte en het geluid van een motor. Ze besefte dat ze in de kofferbak van een auto lag. Maar dat sloeg nergens op! Ze moest wakker worden!
Maar ze wás wakker, de kuilen en hobbels beeldde ze zich niet in. Ze probeerde haar polsen los te wrikken maar de knoop in het nylon koord was onverbiddelijk. Ze draaide zich op haar rug, trok haar knieën op en bam! Ze trapte tegen de klep van de kofferbak die geen millimeter week.
Ze trapte nog eens en nog eens en nog eens. Scheuten van pijn drongen van haar voeten door tot haar heupen. Haar inspanningen bleven vruchteloos en nu had ze zich ook nog bezeerd.
Ze werd door paniek overweldigd.
Ze zat vast. Ze was gevangen. Ze wist niet hoe en waarom dat gebeurd was, maar ze leefde nog en was niet gewond. En dus zou ze ontsnappen.
Zo goed en zo kwaad als dat ging zocht ze met haar geknevelde handen naar een gereedschapskist, een krik of een breekijzer, maar ze vond niets en haar hijgende ademhaling wees erop dat ze de zuurstof in de kleine ruimte bijna had verbruikt.
Waarom was ze hier?
Kim probeerde zich te herinneren wat er was gebeurd, maar haar brein werkte traag, alsof ook daar een deken overheen was gegooid. Had iemand haar gedrogeerd? Had iemand haar stiekem een slaappil toegediend? Maar wie? Waarom?
‘Hèèèllllppp! Laai me eruit!’ gilde ze. En weer trapte ze tegen de klep van de kofferbak en stootte daarbij haar hoofd tegen een stalen stang. Haar ogen vulden zich met tranen. Ze was al doodsbang en werd nu ook kwaad.
Door haar tranen heen zag Kim vlak boven haar hoofd een metalen stang van ongeveer tien centimeter lengte. Dat moest de hendel zijn waarmee de kofferbak aan de binnenzijde kon worden geopend en ze fluisterde: ‘Dank u, God.’
HOOFDSTUK 2
Kims gebonden handen beefden toen ze naar de hendel reikte. Ze haakte er haar vingertoppen achter en trok. De hendel liet zich gemakkelijk bewegen – te gemakkelijk. De kofferbak sprong niet open.
Ze probeerde het nog een paar keer en verzette zich uitzinnig tegen het besef dat de hendel onbruikbaar was gemaakt, dat de kabel was doorgeknipt. Ze voelde dat de auto het asfalt had verlaten. Het geluid van de banden was zachter en ze vermoedde dat ze nu over zand reden.
Zouden ze de zee in rijden?
Zou ze in deze kofferbak verdrinken?
Ze schreeuwde opnieuw, een luide, woordeloze angstschreeuw die overging in een gepreveld gebed. O, goede God, laat me hier levend uitkomen en ik beloof u… en terwijl haar stem wegstierf hoorde ze achter haar hoofd muziek. Een zangeres zong met een bluesachtig stemgeluid een nummer dat Kim niet kende.
Wie bestuurde de auto? Wie deed haar dit aan? En waarom in godsnaam?
Nu ze weer enigszins helder kon denken, liet ze de gebeurtenissen van de afgelopen uren de revue passeren. Langzamerhand namen de herinneringen vorm aan. Ze was om drie uur opgestaan. Make-up om vier uur. Tegen vijven op het strand. Samen met Julia, Darla en Monique en dat andere prachtige maar vreemde meisje Ayla. De fotograaf, Gils, had met de ploeg aan de koffie gezeten. En in de buurt van de fotosessie hadden mannen rondgehangen, jongens die voor de handdoeken zorgden en joggers die met begerige blikken naar de meisjes in de kleine bikini’s hadden gekeken, naar het onverwachte maar aangename schouwspel van een fotoshoot voor Sporting Life Swimsuit.
Kim herinnerde zich hoe ze met Julia geposeerd had en dat Gils had gezegd: ‘Minder lach, Julia. Zo is het prima. Schitterend, Kim. Super, zo ken ik je weer. Kijk in de camera. Fantastisch.’
Daarna waren de telefoontjes begonnen, tijdens het ontbijt en ook de rest van de dag nog.
Tien verrekte telefoontjes voor ze haar mobieltje had uitgezet.
Douglas had haar gebeld, opgeroepen, gestalkt. Om knettergek van te worden. Het was Doug!
En ze dacht aan wat er eerder die avond was voorgevallen, na het diner toen ze in de bar van het hotel had gezeten met artdirector Del Swann die de leiding over het geheel had en die haar moest begeleiden. Del was op een gegeven moment naar het toilet gegaan en op de een of andere manier waren hij en Gils, beiden voor de volle honderd procent van de herenliefde, van de aardbodem verdwenen.