Home>>read Bahama Crisis free online

Bahama Crisis

By:Desmond Bagley

Een





Billy Cunningham was een telg van de Cunningham-clan; zijn vader, oom, broer en een serie neven bezaten gezamenlijk een behoorlijk stuk van Texas - ze fokten vee, boorden naar olie, hadden een rederij, kranten, radio- en televisiestations, hotels, supermarkten en ander onroerend goed, en waren eigenaars van flinke delen van de binnenstad van Dallas en Houston. De Cunninghammaatschappij was een macht waarmee in Texas rekening moest worden gehouden en prins Billy was op de Bahama’s om te zien wat er te zien viel.

Ik had hem leren kennen op de Harvard Business School waar hij, evenals ik, werd voorbereid op deelneming aan de familiezaken, en we hadden daarna voeling gehouden. Toen hij me vlak voor Kerstmis opbelde en vroeg of hij me thuis kon ontmoeten zei ik: ‘Natuurlijk. Je bent mijn gast.’

‘Ik wil iets met je overleggen,’ zei hij. ‘Ik heb misschien een voorstel voor je.’

Dat klonk interessant. De Cunningham-maatschappij was het soort bedrijf dat ik bezig was te proberen van West End Securities te maken maar ik had nog een heel eind voor de boeg. Ik had zo’n idee dat de Cunninghams van plan waren uit te breiden en dat Billy naar me toe kwam om het uitgezochte terrein te verkennen. Ik zou liever samenwerken dan hen als concurrenten te hebben, want het waren harde jongens en ik hoopte dat Billy dat in gedachten had. We spraken een dag af. Ik haalde hem af op het vliegveld van Freeport waar hij aankwam in een toestel met de Cunninghamkleuren. Hij was niet veel veranderd; hij was lang, breedgeschouderd en blond, met een gebronsde huid en glanzende tanden. De Cunninghams hadden het knappe uiterlijk van filmsterren, althans degenen die ik ontmoet had. Niets wees erop dat hij een Amerikaan was, geen excentrieke trekjes die je redelijkerwijs van een Texaan mocht verwachten. Texanen zijn, zelfs in de Verenigde Staten, berucht om hun zelfbewuste en nostalgische pionierskledij. Als Billy die al ooit droeg had hij zijn Stetson, veterdasje en hooggelakte laarzen nu in ieder geval thuis gelaten; hij was gekleed in een lichtgewichtpak van duidelijk Engelse snit. Daar hij een Cunningham was bestelde hij ze waarschijnlijk nonchalant per halfdozijn bij Huntsman in Savile Row.

‘Hoe gaat het met je?’ vroeg hij terwijl we elkaar een hand gaven. ‘Ik geloof dat je Debbie nog niet kent - mijn nichtje.’ Deborah Cunningham was even mooi als de mannelijke Cunninghams knap waren; een lange, koele blondine. ‘Aangenaam kennis te maken juffrouw Cunningham.’ Ze lachte. ‘Debbie, graag.’

‘Vertel eens,’ vroeg Billy, ‘hoe lang is de landingsbaan?’ Dat was een karakteristieke vraag voor Billy Cunningham; hij bezat een onverzadigbare nieuwsgierigheid en zijn vragen hadden, al waren ze soms schijnbaar irrelevant, altijd iets te maken met zijn gedachtengang van het ogenblik. Ik zei: ‘De laatste keer dat ik hem opgemeten heb was het iets van vierduizend meter.’

‘Kan zo ongeveer alles aan,’ merkte hij op. Hij draaide zich om, keek naar de Cunningham JetStar die weer opsteeg, zei toen: ‘Laten we gaan.’

Ik reed met hen door Freeport, op weg naar het Royal Palm Hotel. Ik was trots op de Royal Palm; wat mij betrof was het het beste hotel van de Bahama’s. Natuurlijk had ik het zelf gebouwd, en ik keek uit naar Billy’s reactie. Onderweg vroeg ik: ‘Is dit de eerste keer dat je op de Bahama’s bent, Debbie?’ ‘Ja.’

‘Van mij ook,’ zei Billy. Dat verbaasde me, en dat zei ik. ‘Ben er gewoon nooit aan toe gekomen.’ Hij draaide zich om op zijn stoel. ‘Waar ligt Freeport?’

‘Hier. We zijn in de binnenstad van Freeport.’ Hij gromde van verbazing en ik begreep waarom. De brede straten, gazons en ver uit elkaar liggende lage gebouwen vormden een stadscentrum zoals hij nog nooit gezien had. ‘Het bewijst wat je kunt doen als je een stad van de grond af opbouwt. Twintig jaar geleden was dit allemaal woest terrein.’ ‘O, kijk!’ zei Debbie. ‘Is dat geen Londense bus?’ Ik lachte. ‘Helemaal. Er schijnt iets mystieks te zijn aan die dingen, in de hele Engels-sprekende wereld - ik heb ze ook bij de Niagara gezien. Ik geloof dat de Londense busmaatschappij een aardige winst maakt met de verkoop van oude bussen als toeristische attracties.’

In de foyer van het Royal Palm Hotel keek Billy deskundig om zich heen. De Cunningham-maatschappij bezat haar eigen hotels en wist hoe die functioneerden. Hij keek omhoog en floot laag en traag, omdat de foyer langs de gehele hoogte van het hotel liep, acht verdiepingen, met de kamers op de verdiepingen in een cirkel eromheen. ‘Hal-lo!’ zei hij. ‘Is dat geen enorme ruimteverkwisting?’

Ik glimlachte; zelfs de Cunninghams hadden nog veel te leren. ‘Misschien wel voor een hotel in de stad, maar dit is een vakantiehotel. Dat is het verschil.’