Hij knipoogde. ‘Alleen als er iets interessants te ontdekken valt.’
‘Wie ben je eigenlijk?’
‘Weet je dat niet?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Nee, want je hebt je niet voorgesteld. Hoe zou ik dat moeten weten?’
‘Ik ben Jordan Everett, je nieuwe baas.’
Hoofdstuk 2
Alle kleur trok uit Janes gezicht weg. ‘Mr. Everett,’ stamelde ze. ‘Het spijt me vreselijk. Ik wist niet...’
‘Ik zie er waarschijnlijk niet uit zoals je had verwacht,’ constateerde Jordan droog.
Ze schudde haar hoofd en beet op haar lip.
Hij nam haar van top tot teen op. Ook zij zag er niet bepaald uit zoals hij had verwacht. ‘Dus het uitzendbureau heeft je gestuurd?’ Hij had niet gedacht dat ze al zo snel iemand zouden hebben gevonden. Toen hij vrijdagavond een intercedente aan de telefoon had, zei die nog dat het voor maandagochtend zeker niet zou lukken om iemand te regelen.
Opeens begon hem iets te dagen. Er hing al wekenlang een rare sfeer op kantoor, sinds het onderzoek naar de explosie in de raffinaderij liep. Hij voelde dat zijn collega’s hem wantrouwden, wat hem diep kwetste. Na zes jaar trouwe dienst zou je toch verwachten dat de bestuursvoorzitter, Adam Blair, wist dat Jordan uiterst betrouwbaar en loyaal was. En zelfs al mocht Adam zijn twijfels hebben, waarom zei hij dat dan niet gewoon tegen hem? Dan konden ze erover praten.
Waarschijnlijk dacht de top dat als hij in staat was te doen waar ze hem van verdachten - namelijk het in gevaar brengen van de levens van werknemers - hij ook wel in staat zou zijn te liegen bij een directe confrontatie. Het zou hem niets verbazen als ze nu een val voor hem hadden opgezet. Waarschijnlijk was deze secretaresse door hen ingehuurd. Maar waarom? Om hem te verleiden en zo de waarheid uit hem te krijgen? Geen enkele secretaresse zag eruit zoals zij, als een model uit een mannenblad. Dachten ze nou echt dat hij zo stom was om dat niet te doorzien?
Ze moesten wel een veel lagere dunk van hem hebben dan hij omgekeerd van hen had. Het viel hem zwaar tegen, vooral van zijn broer Nathan, die binnen het bedrijf aan het hoofd van de pr-afdeling stond. Je zou toch verwachten dat Nathan hem de waarheid zou vertellen. Of dacht Nathan ook dat Jordan de boel had gesaboteerd? Misschien spanden ze wel allemaal tegen hem samen en gingen ze nu zijn gangen na. In dat geval zou Emilio Suarez, het hoofd van de financiële afdeling, er ongetwijfeld ook bij betrokken zijn.
Het wantrouwen van zijn collega’s voelde als verraad. Maar wat kon hij eraan doen? Als hij zelf naar Adam stapte en eiste dat hier een eind aan moest komen, zou het alleen maar lijken of hij iets te verbergen had. Bovendien wilde hij niets doen wat Adam tegen de haren in kon strijken, want Adams positie zou binnenkort vrijkomen en Jordan achtte zichzelf een goede opvolger. Het was het verstandigst om maar zo veel mogelijk medewerking aan het lopende onderzoek te verlenen.
Dat betekende niet dat hij het zijn nieuwe secretaresse - of wie ze in werkelijkheid ook mocht zijn - gemakkelijk zou maken. Nu hij doorzag wat ze hier kwam doen, kon hij de zaak sturen door helemaal zelf te bepalen welke informatie ze onder ogen zou krijgen. Aangezien hij niets verkeerds had gedaan, zou ze ook niets kunnen vinden wat hem in diskrediet zou kunnen brengen. Er was echter wel het een en ander op financieel gebied dat hij liever voor zichzelf hield.
‘Ga zitten,’ zei Jordan, terwijl hij op de lege bureaustoel wees.
Met een nerveus lachje liep ze om het bureau heen. Net toen ze bij de hoek was, bleef een van haar naaldhakken achter de poot van het bureau haken. Ze wankelde, zocht steun bij het bureau om niet te vallen en liet daarbij haar bekertje koffie los. Met een perfecte boog zeilde het door de lucht en kwam tegen de voorkant van Jordans witte overhemd tot stilstand. De koffie droop van hem af. Niet alleen zijn overhemd was doorweekt, het tapijt direct daarna ook.
Vol afschuw sloeg Jane een hand voor haar net gestifte mond. ‘O, wat erg. O, wat heb ik nu gedaan?’ Ze dook op een doos tissues af, trok er een handvol uit en drukte die tegen zijn overhemd. ‘Mr. Everett, het spijt me verschrikkelijk.’
‘Het geeft niet,’ zei hij, terwijl hij een paar druppels koffie van zijn kin veegde. Ze was knap, maar duidelijk niet erg gracieus.
‘Kan ik iets voor u doen?’
‘Ja, ik bewaar altijd een schoon overhemd in de kast voor dit soort noodgevallen. Misschien kun jij dat alvast pakken.’
Natuurlijk,’ zei ze, blij dat ze iets kon doen.
Jordan liep naar het kleine toilet dat bij zijn kantoor hoorde en trok zijn overhemd uit. De koffie was ook op zijn broek terechtgekomen, maar gelukkig droeg hij vandaag zijn bruine pak. Als de vlek droog was, zou je die in elk geval niet of nauwelijks meer kunnen onderscheiden. Hij vroeg zich af of dit ongelukje bij haar act hoorde. Probeerde ze hem soms van zijn stuk te brengen, of hoopte ze dat hij nu naar huis zou gaan om schone kleren aan te trekken zodat zij in alle rust kon rondneuzen?