Als puber was ze niet op haar best geweest. Ze was langer dan de meeste van haar klasgenootjes geweest en had geen enkel gevoel gehad voor mode. Dat ze goed kon leren, was geen pluspunt geweest in de ogen van haar klasgenoten. Vanwege haar uiterlijk en haar acne had haar zus haar bijna dagelijks laten weten hoe lelijk ze was, wat haar tot een schuchter; bijna angstig meisje had gemaakt. Pas tijdens haar studie was ze wat opgebloeid. Nog altijd was ze in de ogen van anderen Jane Algemeen, maar ze had van haar studie genoten en erin uitgeblonken.
Terugkijkend op haar schooltijd, wist ze dat Mary’s treiterijen haar de meeste schade hadden toegebracht, ook omdat haar moeder het nooit voor haar had opgenomen. Als ze had geklaagd over Mary’s hatelijke opmerkingen over haar uiterlijk, had haar moeder gezegd dat innerlijke schoonheid minstens zo belangrijk was. Op Jane was dat overgekomen alsof haar moeder het met Mary eens was geweest: ze moest wel erg lelijk zijn als zelfs haar moeder dat niet tegensprak.
Mismoedig keek ze uit het raam. Was er eigenlijk wel iets veranderd? De afgelopen dagen hadden verschillende mensen haar knap genoemd, maar het was geen echte schoonheid: het kwam allemaal uit potjes en tubes. Het was niets anders dan een dun laagje verf dat de saaiheid en lelijkheid die eronder schuilgingen, moest bedekken.
‘Een dubbeltje voor je gedachten.’
Ze schrok op bij het horen van Jordans stem. ‘Ik... ik vroeg me af of het weer zou gaan regenen,’ verzon ze snel.
‘Maakt regen je zo verdrietig?’
Had ze er verdrietig uitgezien? ‘Nee, maar ik verlang naar het voorjaar. Ik hou niet van deze winterse kou.’
‘Wat ga je vanavond doen?’
‘Vanavond?’
‘Ja, vier je je verjaardag nog?’
‘Nee, vanavond niet, maar mijn familie heeft een etentje gepland voor aanstaande vrijdag.’
‘Heb je een grote familie? Veel broers en zussen?’
‘Twee broers en een zus.’
‘Zijn die ouder of jonger dan jij?’
Waarom had hij opeens zoveel belangstelling voor haar familie? ‘Ik ben de jongste.’
Hij knikte. ‘Ik ook.’
‘Heb je nog meer broers?’ Ze wist het antwoord op die vraag al, maar het leek haar geen slecht idee hem aan het praten te krijgen.
‘Alleen Nathan. Het is me nog steeds een raadsel waarom mijn moeder twee kinderen heeft gekregen. Ze wilde ons helemaal niet en heeft ons bestaan voornamelijk genegeerd.’
‘Mijn moeder was het tegenovergestelde. Ze was een soort supervrouw met een carrière en vier kinderen, en ze zat overal met haar neus bovenop.’
Een tijdje zaten ze allebei in gedachten verzonken. Toen wees hij naar buiten. ‘Kijk, daar is het.’
Ze was vaak langs de raffinaderij gereden, maar had die alleen vanaf een afstand gezien. Van dichtbij leek het een immense industrie. ‘Dus jij staat aan het hoofd van dit alles?’
Glimlachend knikte hij. ‘Yep.’
Ze kon merken dat hij daar trots op was.
‘Ik doe het natuurlijk niet alleen.’ Hij knikte in de richting van een bijgebouw. ‘Daar zit de staf die de dagelijkse leiding heeft, en daar verderop zie je de laboratoria waar we onze onderzoeken doen. We hebben een paar topwetenschappers in dienst die onderzoeken hoe olie het milieuvriendelijkst kan worden verwerkt en die zoeken naar alternatieve energiebronnen. Ik zie zelf mogelijkheden in het opwekken van energie uit algen.’
‘Je houdt duidelijk van je werk.’
‘Ja, dat klopt.’
Waarom heb je eigenlijk voor de olie-industrie gekozen?’
‘Vanwege mijn broer.’
Dat vond ze schattig. ‘Je keek tegen hem op en wilde in zijn voetsporen treden?’
Hij grinnikte. ‘Niet bepaald. Ik hoopte dat mijn keuze hem mateloos zou irriteren.’
Haar beteuterde blik deed hem nog harder lachen.
‘Dat was het niet alleen. Ik dacht dat een baan bij Western Oil goed op mijn cv zou staan wanneer ik verder wilde solliciteren, maar ik bleek het een fijne werkplek te vinden. Daarnaast maakte ik snel carrière, waardoor ik besloot te blijven. Binnenkort hoop ik bestuursvoorzitter te zijn.’
‘En je bent niet bang dat een concurrentiestrijd met je broer de familieverhouding vertroebelt?’
‘Om eerlijk te zijn, denk ik dat mijn broer geen concurrentie voor mij vormt. Maar als dat wel zo was, zou het me niet in de weg staan, nee. Ik vind dat je altijd je idealen moet nastreven. Als puntje bij paaltje komt, doet een ander dat immers ook. Ben je het met me eens?’
‘Dat hangt van de idealen af, denk ik.’
Op dat moment stopte de limo voor de hoofdingang.
Jane had verwacht dat Jordan zijn zaken zou afhandelen terwijl een medewerker haar rondleidde, maar dat was niet zo. Hij leidde haar zelf rond.
Niet alleen was alles wat ze te zien kreeg erg boeiend, maar het werd haar ook al snel duidelijk dat iedereen Jordan respecteerde, van de managers tot de medewerkers op de werkvloer - een gevoel dat wederzijds was. Hij kende iedereen bij naam, schudde overal harte- lijk handen en bleek over een enorme kennis van zaken te beschikken. Nu ze hem zo begaan met iedereen bezig zag, werd het steeds moeilijker te geloven dat hij het leven van deze mensen bewust in gevaar had gebracht.